De grote lijn staat zo goed als vast. Kunnen scholieren nu nog naar eigen inzicht een vakkenpakket samenstellen, straks (over vijf jaar, is de bedoeling) moeten ze kiezen uit vier 'onderwijsprofielen'. Twee daarvan ('Cultuur en Maatschappij' en 'Economie en Maatschappij') bevatten respectievelijk geen of alleen basale wiskunde. De overige, 'Natuur en Gezondheid' en 'Natuur en Techniek', zijn te vergelijken met de bèta-richting van vroeger. Waarbij de laatste het zwaarst het accent legt op scheikunde, natuurkunde en wiskunde. De eerste bevat een grote component biologie en is, zegt De Smit en passent, eigenlijk ook bedoeld om meer meisjes een exacte studie te laten kiezen.
Maar er verandert meer. Ook inhoudelijk worden de vakken aangepast. De Smit werkte met zijn commissiegenoten van de Vakontwikkelingsgroep Wiskunde een heel nieuwe opzet uit. De oude scheiding in wiskunde A (toepassingsgericht) en B (abstract) vervalt. Daarvoor in de plaats komen vier soorten onderwijs. Een algemene, eenvoudige variant - bedoeld voor iedereen - en de niveaus Wiskunde A, Wiskunde B1 en Wiskunde B2. Waarbij elke variant zowel aandacht besteedt aan de abstracte als aan de meer toepassingsgerichte (statistische) kant van het vak. 'Het is een heel nieuw programma', aldus De Smit, 'dat absoluut niet te vergelijken is met de opdeling in A en B van nu.'
Dat komt niet in de laatste plaats door de onderwerpkeuze. 'Die moet de nadruk leggen op de wiskundige denkwijze, en minder op de trucjes. We moeten de leerlingen laten zien dat wiskunde een abstract model is voor de werkelijkheid.' Meer inzicht dus, en minder rekenwerk. 'Tegenwoordig kun je alle antwoorden uit een rekenmachine krijgen, dus het heeft geen zin meer om leerlingen berekeningen uit hun kop te laten leren. Wat wel belangrijk is, is dat ze die uitkomsten met een kritische houding leren bekijken.'
Daarnaast wordt in de wiskundeles meer aandacht besteedt aan de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied, aan informatietechnologie en aan de maatschappelijke betekenis van het vak. De middelbare scholieren die voor de meest exacte variant kiezen (Natuur en Techniek) krijgen bovendien meer uur per week wiskundeles dan nu het geval is.
De nieuwe opzet is reden voor de Nederlandse wiskunde-opleidingen zich alvast te bezinnen op de komst van de nieuwe student. 'Raak niet in paniek', zei De Smit vorige week tegen de verzamelde wiskundedocenten van Nederlandse universiteiten en hogescholen, 'jullie worden pas in het jaar 2001 geconfronteerd met deze nieuwe studenten. Er is ruimschoots de tijd om het programma aan te passen, maar er moet wel heel veel gebeuren.'
Af te lezen aan de reacties kan het gros van wiskundig Nederland zich vinden in de voorstellen. De wiskundeles benadert immers meer dan voorheen de manier waarop het vak aan de universiteit wordt gedoceerd.
De vraag is wel wie straks gaat bepalen welke scholieren een technische of exacte studie mogen gaan volgen. Alleen degenen die Techniek en Natuur hebben gekozen, of ook de scholier met de lichtere variant? De Smit pleit ervoor dat de instellingen dat zelf bepalen. 'Mijn gedachte is dat je scholieren die Natuur en Gezondheid hebben gekozen alleen onder voorwaarden toegelaten mogen worden.'