Auditorensteun UT: korting onredelijk

| Redactie

Dit artikel is een bewerkte versie van een brief die Niels Janssen vorige week stuurde aan het College van Bestuur. In UT-nieuws van 26 mei jl. las ik tot mijn ontzetting dat het College van Bestuur voornemens is de hoogte van de auditorensteun te verlagen van 600 naar 450 gulden per maand. Hieronder wil ik, op basis van een uiteenzetting van de huidige regeling, laten zien dat het enige steekhoud

Dit artikel is een bewerkte versie van een brief die Niels Janssen vorige week stuurde aan het College van Bestuur.

In UT-nieuws van 26 mei jl. las ik tot mijn ontzetting dat het College van Bestuur voornemens is de hoogte van de auditorensteun te verlagen van 600 naar 450 gulden per maand. Hieronder wil ik, op basis van een uiteenzetting van de huidige regeling, laten zien dat het enige steekhoudende argument van het CvB voor verlaging, de vermeende noodzaak tot bezuinigen is. De wijze waarop het CvB dat blijkens het genoemde voorstel meent te moeten doen is erg onredelijk. Voor bezuinigingen dient een andere weg te worden gekozen.

De huidige regeling auditorensteun (cq. afstudeersteun) is primair bedoeld om studenten te ondersteunen die buiten hun schuld (bijvoorbeeld door ziekte) studievertraging hebben opgelopen. De universiteit heeft indertijd besloten om daarnaast ook in geval van studentenactiviteiten die aanzienlijke studievertraging veroorzaken, zoals bestuursactiviteiten en studentassistentschappen, auditorensteun te geven. Maar hoewel vertraging op grond van bestuursactiviteiten een groot deel uitmaakt van de totaal verleende steun, is dit dus de enige noch de belangrijkste groep.

De hoogte van het auditorengeld is destijds gebaseerd op het budget van een student. Uitgaande van dit budget (toen ongeveer 1050 gulden), vond men het redelijk 600 gulden als gift te verstrekken en de rest middels een lening te dekken. De UT gaf hiermee aan slechts een deel van de lasten te willen dragen (60 procent).

Door de stijging van het collegegeld en andere onderdelen van het studentenbudget (maar niet de inflatie!) is het budget van de student inmiddels opgelopen tot 1235,10 gulden (1142,10 plus 93,00 OV-kaart, gegevens Informatie Beheer Groep). Aangezien het gift-deel van het auditorengeld niet is toegenomen, is het deel dat de UT draagt inmiddels gedaald tot minder dan 50 procent.

Voorstel

Met het voorstel van zoals dat is neergelegd in het op 1 juni door het CvB te behandelen stuk ('Wijzigingen regelingen financiële ondersteuning van studenten, auditoren en extraneï') zou de bijdrage van de UT in het auditorenbudget dalen tot slechts zo'n 35 procent.

In genoemd stuk worden de volgende argumenten genoemd: a. het beslag op het fonds wordt steeds groter met als risico dat de uitkeringen op termijn niet meer betaalbaar zijn; b. in de loop der jaren is de hoogte van de basisbeurs regelmatig verlaagd; c. er is de maatschappelijke tendens om studenten meer te laten bijdragen aan de kosten van de opleiding.

Het eerste argument is een argument voor een bezuiniging doch geen argument voor de voorgestelde manier van bezuinigen. Ik kom daar hieronder nog op terug. De argumenten b. en c. zijn wel argumenten voor de voorgestelde manier van bezuinigen (waarbij argument b. in feite een praktisch gevolg is van argument c).

De studentenvakbond SRD heeft het CvB er inmiddels per brief al op gewezen dat argument b. geen goed argument is voor verlaging van de gift: de auditorengift heeft niet het karakter dat de basisbeurs in het stufi-stelsel vervult. Basisbeurs en aanvullende beurs zijn immers communicerende vaten gebleken: tegelijkertijd met de verlaging van de basisbeurs steeg de aanvullende beurs.

Ook tegen argument c. is het een en ander in te brengen, zowel op grond van financiële aspecten als van de doelstelling van de regeling. Op grond van bovenstaande beschouwing blijkt immers dat de bijdrage van de student, losvan inflatie, de afgelopen jaren al is toegenomen (van zo'n 40 tot 50 procent van het budget). De beschouwing leert ons verder dat auditorensteun niet gezien moet worden als 'studiefinanciering door de UT', maar als een bijdrage voor studenten die buiten hun schuld studievertraging hebben opgelopen. De maatschappelijke tendens waarover gesproken wordt gaat immers uit van de tijd die studenten redelijkerwijs over hun studie doen. De schuld die een normale student aan het eind van de studie heeft is maatgevend bij beslissingen in de Tweede Kamer, niet het individuele en schrijnende geval. Voor deze gevallen is immers het auditorenfonds, zo zal Ritzen terecht de Tweede Kamer voorhouden en voorgehouden hebben.

Mijns inziens blijft alleen argument a. over; er moet bezuinigd worden om überhaupt auditorensteun te kunnen verstrekken. Inderdaad een krachtig argument. Maar er is een alternatief.

Alternatief

Bezuinigen op de auditorensteun kan op twee manieren: door de uitkering per maand of het aantal maanden te verlagen. Het wekt bevreemding op dat in hetzelfde stuk waar gepleit wordt voor verlaging van de gift met als enig steekhoudend argument de noodzaak te bezuinigen tegelijkertijd gepleit wordt voor een aanzienlijke uitbreiding van het aantal toe te kennen maanden! Het eenvoudigste alternatief is dan ook het aantal maanden niet of minder uit te breiden en desgewenst opnieuw te verdelen.

Het effect van het totale voorstel is daarmee uitermate ongunstig voor die mensen die echt door overmacht studievertraging opgelopen hebben. Dat kan toch niet de bedoeling zijn!

Mocht er desondanks nog bezuinigd moeten worden (waar ik persoonlijk niet voor ben) dan kan het aantal maanden teruggebracht worden. Hier is ruimte voor. Zo is de toekenning van auditorenmaanden voor goedbetaalde student-assistentschappen (de helft van de gewerkte tijd) luxe. Verder zijn er enkele functies met relatief hoge forfaitaire termijnen èn financiële vergoedingen (Opleidingscommissies, Wetenschapscommissies). Bij een herverdeling van de toe te kennen maanden zou de balans tussen tijd en nut voor de universiteit en het studentenleven dan ook op deze wijze verder fijn gesteld kunnen worden.

tk=Conclusie

Op basis van bovenstaande redenering is het nog verder bezuinigen op de uitkering per maand onredelijk: er heeft al een impliciete bezuiniging plaatsgevonden, en op grond van argument c. is de eigen bijdrage van de student aan de studie al drastisch verhoogd. Studenten die buiten hun schuld in moeilijkheden zijn geraakt nog eens extra 'pakken' is geen goede oplossing.

Wanneer er dan toch bezuinigd moet worden dan zijn veranderingen in het aantal maanden (niet uitbreiding bijvoorbeeld!) voor bestuursfuncties en studentassistentschappen een betere weg tot bezuiniging dan het nog zwaarder aanpakken van studenten die buiten hun schuld vertraging opgelopen hebben. Deze benadering vergt door de noodzaak prioriteiten te kiezen echter wel meer politieke moed dan de nu gehanteerde kaasschaafmethode. Ik hoop dat het CvB deze moed zal weten op te brengen.

Niels Janssen

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.