Wie denkt dat de terugval in vooraanmeldingen tot bezorgdheid leidt op de UT heeft het mis. Scholieren zijn een wispelturig volkje, is de heersende mening. Het zal niet de eerste keer zijn dat ze de statistici verbazen en zich alsnog massaal aanmelden. Collegelid dr. ir. F. Schutte bijvoorbeeld, heeft er goede hoop op dat in september veertienhonderd nieuwe studenten aanschuiven in de Twentse collegebanken. En ook H. Geerdink, die voor Bureau Beleidsondersteuning de getallen nauwlettend in de gaten houdt, ziet weinig reden tot zorg. Studenten schrijven zich dit jaar later in, verklaart hij de tegenvallende inschrijfcijfers. 'Vroeger was men verplicht zich voor december aan te melden. Nu hebben de scholieren nog tot half mei.'
Daling
Veel tijd is de optimisten echter niet meer gegund. De meest recent beschikbare cijfers, die van 4 mei, wijzen op een daling van de (Twentse) vooraanmeldingen met 22 procent. Landelijk gezien lopen de Nederlandse universiteiten gemiddeld vijftien procent achter op de cijfers van vorig jaar. De CDA-fractie in de Tweede Kamer heeft inmiddels kamervragen gesteld over de situatie.
'Natuurlijk doet iedereen alsof het wel meevalt', zegt Uulkje de Jong, onderzoeker van de Stichting Centrum Onderwijsonderzoek (SCO) in Amsterdam. 'Men maakt zich veel zorgen, maar is bang voor een self fulfilling prophecy. Als je hard roept dat het allemaal wel meevalt trek je misschien net die laatste scholieren over de streep.'
De Jong onderzoekt in opdracht van het ministerie van onderwijs de achtergrond van de opmerkelijke terugval in aanmeldingen. Niet dat de universiteiten daar op korte termijn wat aan hebben: de conclusies verschijnen met een beetje geluk over een jaar. Pas wanneer de definitieve inschrijfcijfers bekend worden, in december, wordt duidelijk welke groepen hebben afgehaakt.
Doorstromers
Intussen gonst het van de suggesties. De meest geopperde verklaring is dat het demografische tij de universiteiten tegenzit. Er zijn gewoon minder Nederlanders in de leeftijdsgroep die gaat studeren. Dat de demografie de doorslag geeft is onder meer de opvatting van de Twentse hoogleraar prof. dr. F. van Vught. Als hoofd van het Twentse Centrum voor Studies van het Hoger Onderwijsbeleid (CSHOB) overhandigde hij enkele weken geleden nog een rapport aan staatssecretaris Nuis waarin hij waarschuwt dat het hoger onderwijs ook in de toekomst overspoeld zal worden door studenten.
Die conclusie is niet strijdig met de teruglopende aanmeldingscijfers, vindt Van Vught. 'De demografische ontwikkeling is zo dat het aantal jongeren afneemt. Maar volgens het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) neemtstraks ook de participatiegraad toe. Vooral vrouwen en allochtonen zullen meer aan het onderwijs gaan deelnemen. Als we dat extrapoleren krijgen we na de eeuwwisseling een stijging van de studentenaantallen. De daling die nu te zien is zal van tijdelijke aard zijn.'
Ook minister Ritzen van Onderwijs huldigt die opvatting. 'De huidige daling (...) heeft vermoedelijk te maken met demografische factoren', schrijft hij medio april als antwoord op de kamervragen over het teleurstellende aantal inschrijvingen. 'Deze werden tot voor kort gecompenseerd door toename van het doorstroompercentage VO-HO, maar aan deze stijging lijkt nu een einde te zijn gekomen.'
Dat het vooral de verder studerende HBO'ers zijn die het laten afweten lijkt een plausibele verklaring. Ritzen heeft de afgelopen jaren geprobeerd het 'stapelen' van studies te bemoeilijken. Wie nu na een HBO-opleiding aan de universiteit wil studeren, krijgt nog maar een jaar extra studiefinanciering. Vroeger was dat drie jaar. Het is de vraag of zo'n financieel offer voor een HBO'er opweegt tegen de grotere kansen op de arbeidsmarkt als ingenieur of doctorandus.
Toch lijkt er meer aan de hand. De minister haast zich in zijn brief te zeggen dat 'de prestatiebeurs vrijwel geen invloed heeft op de vooraanmeldingscijfers.' Want naast demografie is ook de onzekerheid over de in Zoetermeer gesmede plannen rond het hoger onderwijs een veelgenoemde oorzaak van de dalende cijfers. Middelbare scholieren zouden wachten met inschrijven totdat de stofwolken rond de Haagse discussies zijn opgetrokken. Anderen zouden zich laten afschrikken door de verhoogde collegegelden, of kunnen een studie gewoonweg niet meer betalen.
De uitspraak van Ritzen is vooral een politieke: het moet de onzekerheid van de Kamer over de ministeriële plannen wegnemen. Volgens UT-collegelid Schutte is er echter wel degelijk een verband tussen prestatiebeurs en aanmeldingscijfers. 'De daling van nu is scherper dan de te verwachten daling op basis van de demografische trend. Het kan niet anders of de onzekerheid rond de studiefinanciering speelt hierin een rol.'
Effect
Ook Uulkje de Jong vermoedt dat de Haagse maatregelen wel degelijk een effect op het gedrag van de aankomende student hebben. Uit onderzoek dat De Jong verrichtte voor het Ministerie van Economische Zaken blijkt dat de kosten van een studie voor veel studenten meer gewicht in de schaal leggen bij het kiezen van een opleiding dan de kwaliteit ervan. 'Het onderwijs wordt duurder, en dat leidt tot het uitstellen van de beslissing om te gaan studeren. En van uitstel kan afstel komen.'
'Daar komt bij', zegt De Jong, 'met het aanbieden van vijfjarige studies maken de universiteiten zich alleen maar onaantrekkelijker voor de aankomende student. 'Ik denk dat je studenten kwijtraakt met een vijfjarig programma, omdat het te duur voor ze wordt. Het kan best zijn dat de technische faculteiten zich om deze reden uit de markt prijzen.'
De Jong is niet de enige die er zo over denkt. 'Toen de technische opleidingen er een jaar bij kregen raakte iedereen hier in paniek', zegt studiecordinator Informatica drs. J. Janssen van de Katholieke Universiteit Nijmegen. 'Daarom vind ik het zo grappig dat die studies het niet goed doen. Scholieren zitten helemaal niet te wachten op een jaar extra om te studeren. Die willen zo snel mogelijk een papiertje halen.'
UT-collegelid Schutte wijst de verklaring van De Jong van de hand. 'Ik denk eerder dat de student kijkt naar de zwaarte van een opleiding. Is het te doen of niet? Wat dat betreft hadden de technische studies de afgelopen jaren niet zo'n goed imago.'
Geld
Zolang de redenen van de teleurstellende instroom in nevelen gehuld blijven,is ingrijpen moeilijk. Bij de dienst Voorlichting en Externe Betrekkingen van de UT wordt nog niet aan extra campagnes gewerkt. 'We bekijken op dit moment op welke manier we ons huidige beleid aan kunnen scherpen', zegt studievoorlichter Hans Lammertink. 'Maar in principe blijven we dezelfde methoden gebruiken.'
Ook bij de dienst Financieel Economische Zaken (FEZ) heeft de alarmbel nog niet gerinkeld. Volgens beleidsmedewerker drs. J. ten Klooster blijven de financiële gevolgen van een afkalvend studentenbestand beperkt. De universiteit zal alleen collegegeld mislopen - ongeveer zeven ton minder, uitgaande van driehonderdvijftig eerstejaars minder.
Voor een drastische daling van de 'rijksbijdrage', die de universiteit naast de collegegelden ontvangt, hoeft volgens Ten Klooster niet gevreesd te worden. De bijdrage wordt door het ministerie verdeeld op basis van onder andere het aantal studenten dat een universiteit telt. De grootste instelling krijgt het meeste geld, de kleinste het minst. Wanneer de studenteninstroom bij alle universiteiten daalt, zal het bedrag dat de minister per student betaalt dus omhoog gaan. 'De bijdrage voor de UT zal dus alleen verminderen wanneer de UT relatief minder studenten krijgt dan de andere universiteiten. En dat is volgens de mij bekende cijfers niet het geval. We maken ons meer zorgen over de bezuinigingen van Ritzen.'
De meest recente berekeningen, waaruit blijkt dat de UT samen met de Eindhovense en Rotterdamse universiteit van alle instellingen de meeste studenten verliest, waren Ten Klooster nog niet bekend.
Zorgen
Is de situatie op centraal niveau nog te overzien, bij enkele kleine opleidingen begint men zich onderhand zorgen te maken. Niet onterecht, want met de studenten zien ze langzaam maar zeker hun bestaansrecht verdwijnen.
Zo probeert de faculteit Toegepaste Wiskunde met man en macht het aantal eerstejaars boven de dertig te tillen. Een extra nieuwsbrief, het direct benaderen van scholieren in de regio, 'we zetten alle mogelijke middelen in', zegt onderwijsdecaan dr. J. Frankena. Over een 'kritische grens' van het aantal studenten dat nodig is om als faculteit te overleven heeft hij het liever niet. 'Die is ook moeilijk te leggen omdat we een belangrijke toeleveringstaak naar andere opleidingen toe hebben. De vraag is wel hoe je je opstelt ten opzichte van je eigen opleiding. Wat is je hoofdtaak, en wat doe je erbij?'
Kortom: blijven de studenten weg, dan zal TW minder voor zichzelf en meer voor anderen gaan doen. Met als gevolg dat de status van zelfstandige faculteit in het geding kan komen. Frankena: 'Laat ik daar heel voorzichtig mee zijn, maar er komt een punt waarop je je als faculteitsbestuur moet afvragen of het in stand houden van zo'n kleine faculteit nog wel een efficiënte manier van werken is. Andere universiteiten kennen immers ook faculteiten als Wiskunde & Informatica, of Wis- en Natuurkunde.'