Mien krooje

| Redactie

Normaal rijd je hem voor je uit. Zijn bomen in jouw handen; jouw armen lichtjes gebogen langs je lichaam naar beneden. En duwen. Soms ook rijd je hem nonchalant achter je aan. Dan moet ie leeg zijn, want het is wat instabieler. Je ziet hem niet. Je voelt hem alleen - bungelen aan je armen, dus je weet datti nog volgt. Datti meegesleurd wordt.

Deze keer rijd ik hem ook achter me. Maar niet nonchalant. Ik ben geïntrigeerd. Ik wil weten hoe hard wij samen kunnen. Steeds sneller draaf ik voort over het gestrekte asfalt zonder begin, zonder einde, met langs de kant voortdurend mijn ouderlijke woning. De kruiwagen volgt in een vloeiende beweging. Of juister geformuleerd, de kruiwagen krijgt zoveel momentum datti mij draagt. Mijn armen steunen op zijn bomen.

In mijn droom klopt het allemaal. Ik heb een fantastische ontdekking gedaan. Zwevend boven de grond geef ik met mijn voeten telkens een zwieper aan de onderlangsschietende straat, waardoor onze snelheid tot duizelingwekkende hoogtes wordt opgevoerd. Maar ik duizel niet. Ik geniet - ben apetrots. Tot ik besef dat ik niet meer kan remmen. Wanneer ik mijn benen stilhoud, zal de kruiwagen in volle vaart op mijn onderrug klappen. Mij verpletteren. De zwiepers met mijn voeten zijn bittere noodzaak geworden. Lijfsbehoud. De rest van mijn leven zal ik met mijn kruiwagen voortrazen over deze eindeloze straat.

Als ik zwetend wakker word, is de nachtmerrie nog niet voorbij. De film is even stilgezet, maar ik weet datti mij weer zal meesleuren zodra ik weer in slaap val. Verstard lig ik te piekeren. Hoe mij uit deze situatie te bevrijden? En pas wanneer ik bedenk dat ik de kruiwagen gewoon opzij van mij af kan werpen, dommel ik gerustgesteld weer in.

Ik werk niet met een kruiwagen. Ik werk met mijn hoofd. Ik bedenk dingen, en alles wat ik bedenk zeul ik met mij mee in een bagagetas die mijn werkervaring wordt genoemd. Maar zo af en toe bekruipt mij het klamme gevoel dat die bagagetas met mij aan de haal zal kunnen gaan, dat mijn hele wezen wordt gedragen door de dingen die ik heb verzonnen.

Misschien is het de Pol Pot in mij, maar zo af en toe zou ik al die intellectuele ballast van mij af willen werpen. Dan wil ik terug naar de boerderij van mijn ouders. Met zeis en sloothaak de eindeloze poldersloten schonen voor de jaarlijkse schouw. En verweg, weggeworpen tegen de achtergevel van de jongveestal, ligt een roestende kruiwagen geduldig te wachten tot iemand hem weer oppakt.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.