Het opleiden van onderzoekers zal binnen IBME gebeuren op basis van een multidisciplinaire integratie van de diverse biomedisch technologische disciplines. Hoewel binnen de disciplines vanouds intensief wordt samengewerkt, was dat tussen de deelgebieden namelijk veel minder het geval. Bij de samenwerking worden ook medische disciplines betrokken. Als onderzoeksthema is gekozen voor analyse & herstel van functies in het menselijk organisme, met name circulatie, spier-skeletsysteem en zenuwstelsel.
De samenwerkingsovereenkomst van de onderzoekschool is nog niet geheel rond. Behalve het BMTI participeren in ieder geval de sectie Mens-Machine Systemen van de TU Delft (faculteit Werktuigbouwkunde & Maritieme Techniek, vakgroep Meet- & Regeltechniek), de Biomaterials Research Group van de Rijks Universiteit Leiden (faculteit Geneeskunde) en de werkgroep Bioelektriciteit van de KU Nijmegen (faculteit Geneeskunde, vakgroep Biofysica & Medische Fysica). De Leidse groep Cytochemie/Cytometrie, die eerst ook meedeed, heeft inmiddels voor een andere onderzoekschool gekozen.
Afzijdig
In IBME is dus niet het hele biomedisch technologische veld verenigd. Zo is ook de Rijksuniversiteit Groningen actief in de biomedische sector, met name via het uit het Academisch Ziekenhuis voortgekomen BioMedisch Technologisch Centrum, waarmee het BMTI vanouds ook samenwerkt. Dit centrum is echter afzijdig gebleven. De Groningers wilden naar verluidt alleen aan de onderzoekschool meedoen als zij ook penvoerder zouden zijn.
'Het was echter niet onze opzet om alle onderzoekgroepen samen te brengen; we hebben doelbewust gekozen voor een bepaalde doorsnede', zegt prof.dr. J. Feijen (CT), beoogd wetenschappelijk directeur van IBME. Feijen bekleedt deze functie al bij het BMTI, waarin WB (Biomedische Werktuigbouwkunde), EL (Bio-informatica), TN (Technische Optica, Lage Temperaturen) en penvoerder CT (Materiaaltechniek, Biomedische Materiaaltechniek) samenwerken. De UT-onderzoekers houden zich vooral bezig met revalidatietechnologie, bio-interface, kunstorganen, implantaten & hulpmiddelen voor de circulatie, celfunctie en -technologie, en biomagnetisme.
Hersenen
Volgens Feijen zijn de deelnemende onderzoeksgroepen in IBME 'complementair'. Waar het BMTI zich concentreert op het ontwerp van prothesen en orthesen voor de onderste ledematen, doet Delft dat voor de bovenste. Waar het BMTI zich bij biomaterialen richt op materiaal-bloed interactie, is Leiden juist sterk in materiaal-weefsel interactie. En terwijl Nijmegen op het gebied van bio-elektriciteit meet aan het hart, gebeurt vergelijkbaar onderzoek naar biomagnetisme in Twente met name aan de hersenen.
Hoewel het BMTI in omvang en bereik de 'zwaarste kern' is binnen de groep, is samenwerking volgens Feijen ook voor het BMTI vruchtbaar. 'Dankzij uitwisseling en samenwerking kun je veel meer doen binnen je eigen onderzoeksgebied. Bovendien kunnen we zo een breder tweede-fase onderwijspakket aanbieden. Onze promovendi kunnen makkelijker colleges volgen bij de andereuniversiteiten en we kunnen promotoren van elders beter in de begeleiding integreren. We hebben verder al eens samen een landelijke onderzoekdag georganiseerd, en daar gaan we zeker mee door', aldus Feijen.
Geen plannen
Voor een eerste-fase opleiding biomedische technologie (analoog aan de Amerikaanse opleiding biomedical engineer) bestaan volgens Feijen overigens geen plannen. Onlangs dienden de Rijksuniversiteit Limburg en de TU Eindhoven vergeefs een aanvraag in voor een studie medisch-technologisch ingenieur. 'Wij kiezen voor een multidisciplinaire opleiding als verdieping van de basisdiscipline. Een biomedisch technoloog blijft ingenieur in zijn eigen basisdiscipline. Ook als je gepromoveerd bent in de biomedische technologie moet je in die eigen discipline aan het werk kunnen.'
In totaal zijn 182 wetenschappers bij de onderzoekschool IBME betrokken, waaronder 22 hoogleraren en 60 aio/oio's. In mensjaren gerekend gaat het om 108 fte (42 fte eerste geldstroom en 66 fte uit de overige geldstromen). In 1992 leverden de samenwerkende groepen tien dissertaties en 93 wetenschappelijke publikaties af (waarvan het BMTI er zeven en 56 voor zijn rekening nam), in 1993 19 dissertaties en 115 publikaties (BMTI 13 en 80).
Het totale budget van IBME beloopt circa 15 miljoen gulden, waarvan ongeveer 7 miljoen door Twente wordt ingebracht. De tweede geldstroom neemt daarbij een belangrijke plaats in, zegt Feijen. 'Daar zullen we het steeds meer van moeten hebben.' Dat geldt ook voor de derde geldstroom (bedrijfsleven, Europese fondsen). 'Het is een bekend probleem: de centrale financiering krimpt in, zodat we steeds meer geld van buiten nodig hebben.'
Geld
Volgens Feijen zal de ECOS van de KNAW nog voor de zomer over de aanvraag beslissen. Hij verwacht daarbij geen problemen. 'Zo gestructureerd als aan de UT de biomedische technologie wordt aangepakt, daarvoor bestaat in Nederland geen enkel equivalent. Maar ook als we geen KNAW-erkenning krijgen, willen we graag blijven functioneren als onderzoekschool.'
Overigens viste de onderzoekschool IBME in een eerder stadium (eind 1993) achter het net voor een Stimulans-premie, de NWO-aanmoedigingspremie van één miljoen gulden voor aspirant-onderzoekscholen. Ook de onderzoekschool Supramoleculaire Chemie en Technologie (CT) had destijds het nakijken. De Nederlandse Onderzoekschool Bestuurskunde kreeg wel geld.