Spieren zijn lui. Het lijken wel studenten: zonder prikkeling doen ze het liefst niets. Een tijdje in het gips en machtige beenkabels schrompelen ineen tot zielige vleeshoopjes. En dus moet er getraind worden. Maar ook spieren kun je voor de gek houden, met elektriciteit.
Peter Veltink onderzoekt elektrostimulatie. In een rode koffer zit een apparaat met elektroden. Plak die op de gewenste plek en met kleine stroomstootjes wordt een ingeslapen spier weer tot leven gewekt.
Dat opent perspectieven. De slimme batavierenloper meldt zich twee maal daags bij de vakgroep bio-informatica, laat zich door onderzoeker Veltink een overwogen dosis elektriciteit toedienen en loopt vervolgens zonder training een toptijd. Een brede grijns verstoort de droom. Want, zegt Veltink, voor revalidatie wil een stevige stroomstoot nog wel eens wonderen doen, maar lange-afstandlopen vereist meer. Elektriciteit schudt de spier ruw wakker, stuurt, in vakjargon, 'de spier op een grove wijze aan.' Alleen door intensief oefenen wordt de spier tot in de finesses geprikkeld. Ja, in sommige salons staan ook van die apparaten. Maar dan als afslankapparatuur.
Leerboek
Er komt een fraai anatomisch leerboek op tafel. Kleurige plaatjes van een in onderdelen uiteengerafelde beenspier. Een gemiddeld menselijk been telt er vijftig, vertelt Willemien Wallinga, collega van Veltink. Elke spier bestaat uit clusters die weer bestaan uit vezels. Er zijn langzame vezels en snelle vezels. De eerste soort kenmerkt de spieren van de getrainde langloper; sprinters en kogelstoters hebben baat bij het meer explosieve soort.
Ze legt uit wat een spier tot een spier maakt. Een vezel, langzaam of snel, bestaat uit subvezels. Elke subvezel valt uiteen in twee soorten eiwitcomplexen. Spant een spier zich, dan schuiven enorme aantallen complexen langs elkaar. Kleine haakjes zijn het, door een microscoop gezien, die omklappen als een wissel van een speelgoedspoorbaan en zo de spier verkorten.
Elke omklapbeweging kost één energierijk fosfaatmolecuul, legt Wallinga uit. Hoe vaker de spier samentrekt, hoe meer fosfaatmoleculen aangesleept moeten worden. En, hoe meer afval zich ophoopt in het been van de loper. Dat geeft problemen, want zoals een benzinemotor benzine verbrandt, gebruikt een spier vetzuur en glucogeen. Met dat verschil dat de auto de afvalstoffen kwijtraakt via een uitlaat en de spier niet. De bijprodukten die vrijkomen stapelen zich op en het been verzuurt. Weg toptijd.
Spierpijn
Spierpijn is iets anders. Dat heeft vermoedelijk meer met de onmenselijk lange afstand die gerend wordt te maken. Want onder het hollen loopt de spier kleine scheurtjes op en die kunnen lang doorzeuren. Reversibele subtiele beschadigingen, noemt Peter Veltink dat. Een goede warming-up helpt, net als een cooling-down: rekken dus. En trainen. Minstens een paar weken vantevoren beginnen, adviseren de onderzoekers. Een spier is nu eenmaal net zo lui als het lichaam waar hij in huist.