Veltman deelt de kritiek op het gebrekkige financiële beheer van de derde geldstroom niet. 'We kunnen niet meegaan met de wat argwanende houding van de Rekenkamer. De Instellingsaccountantsdienst heeft de situatie aan de UT mede op basis van het interim-rapport van de Rekenkamer voor ons geanalyseerd, en vindt dat we naar vermogen toezicht houden en zeer wel in staat zijn om centraal vast te stellen hoe groot de derde geldstroom is.'
Derde plaats
Uit het Rekenkamer-rapport blijkt weer hoe actief de UT is met contractactiviteiten. De derde geldstroom groeide van 45,3 miljoen gulden in 1989 (19,2 procent van de totale inkomsten van 235,8 miljoen) tot 69,4 miljoen gulden in 1992 (22,2 procent van het totaal van 312 miljoen). Daarmee staat de UT op de derde plaats, na de KU Nijmegen en de Landbouwuniversiteit Wageningen. De TU Delft en de TU Eindhoven genereerden relatief veel minder derde geldstroom (hoewel zulke vergelijkingen moeilijk zijn).
Volgens Veltman besteedt de UT veel aandacht aan integrale kostenberekening bij derde geldstroomactiviteiten. Hij wijst echter op het verschil tussen integrale kostenberekening en integrale kostendoorberekening.
'Wij weten goed wat integrale kosten zijn en hoe je ze berekent, maar of je ze daarna ook doorberekent hangt van veel zaken af. Zo kunnen veel opdrachtgevers geen integrale kosten vergoeden. En wanneer een project binnen het onderzoekprogramma valt is inzet van eigen middelen soms gerechtvaardigd.' Veltman voegt eraan toe dat de positieve bijdrage van de derde geldstroom aan de eerste geldstroom groter is dan de mate waarin eerste geldstroom-fondsen ten goede komen aan projecten in de derde geldstroom.
Nauwkeurig
Volgens de Rekenkamer hebben twaalf van de dertien universiteiten geen goede afspraken gemaakt met de aan hun instelling gelieerde stichtingen voor contractactiviteiten. Volgens Veltman kent de UT de laatste jaren evenwel 'zeer nauwkeurige regelingen' terzake. 'Maar er zijn ook talloze stichtingen die ons niet interesseren.' Veltman wijst op de werkzaamheden van de Commissie UT-plus en op het modelcontract voor derde geldstroom-projecten waar iedere vakgroep of faculteit zich aan te houden heeft. Elk contract moet gefiatteerd worden door de faculteitsdirecteur.
Zeven van de dertien universiteiten hebben geen volledig centraal overzicht van lopende derde geldstroom-contracten, ontdekte de Algemene Rekenkamer. Volgens Veltman wordt een en ander aan de UT vanuit de jaarverslagen geregistreerd. 'Het is een goed dekkend systeem. Hoewel het mogelijk blijft dat er niet-geregistreerde projecten zijn (zoals neveninkomsten van hoogleraren). Dat gaat de instellingsaccountantsdienst steekproefsgewijs controleren. Maar zulks is nimmer vastgesteld', vertelt Veltman.
Lastig
Veltman erkent dat ook de UT geen tijdverantwoordingsysteem kent voor depersonele inzet bij contractactiviteiten (wel voor bijvoorbeeld apparatenverhuur). Hij wijst er echter op dat een dergelijke registratie op de werkvloer lastig is: onderzoekers zijn soms tegelijkertijd bezig met verwante projecten die vanuit verschillende geldstromen worden gefinancierd. 'Centraal kunnen we onderscheid maken tussen de geldstromen, decentraal is dat heel moeilijk', aldus Veltman. 'De Algemene Rekenkamer behandelt universiteiten ten onrechte teveel als een ambtelijke dienst.'
Wordt het CvB wel tijdig over problemen bij contractprojecten geïnformeerd? Veltman denkt van wel. FEZ, dat de inkomsten & uitgaven bij contracten en deelnemingen controleert, zal een waarschuwing afgeven zo gauw ergens meer wordt geleverd dan afgerekend. Indien nodig kan het CvB corrigerende maatregelen nemen, maar, haast Veltman zich te zeggen, daar moeten we ons ook weer niet al te veel van voorstellen: onderzoek blijft toch exclusief zaak van faculteiten en vakgroepen. Wanneer groepen bij contracten in gebreke blijven is het CvB wel gehouden om geldelijke verplichtingen over te nemen. 'Alles zoals het bij goed koopmanschap betaamt'.
Al met al ziet Veltman geen reden tot zorg. Hij wil wel kijken of de UT nu met andere universiteiten op één lijn zit. In ieder geval gelooft Veltman niet dat aan de UT derde geldstroom-onregelmatigheden zoals elders is voorgekomen een jaar lang onontdekt kunnen blijven. Een en ander blijkt aan de UT in een experiment te zijn getest. 'We hebben een enscenering gedaan. Daarbij bleek dat onregelmatigheden nooit geheel te voorkomen zijn, maar dat we de feiten wel binnen twee, drie weken op ons bureau kunnen hebben.'