Over medezeggenschap in het hbo bestaan veel negatieve vooroordelen. Colleges van bestuur die de CMR (centrale medezeggenschapsraad) liever kwijt zijn dan rijk, en CMR's die vruchteloos proberen de dictatoriale bestuurders bij te sturen. Een enquête van de Vereniging Medezeggenschapsraden Hogescholen (VMH) werpt een aanmerkelijk positiever beeld op de zaak.
Wie dat wil, vindt altijd wel een gefrustreerd CMR-lid dat klaagt over zijn onmacht in de 'strijd' met het college van bestuur of een directie van een faculteit of sector. Gebrek aan steun van de achterban, gebrek aan informatie over wat er gaande is bij de beleidsmakers: het is een grote ellende. Inderdaad, zei voorzitter G. Engelsman van de VMH onlangs tijdens een symposium in Utrecht, het gaat nog niet overal zoals het zou moeten. Zo somber als graag wordt gedacht, is de situatie echter zeker niet. Men is op de goede weg.
Dat kan ook worden afgeleid uit de enquête die VMH vorig jaar november hield onder bestuurders en leden van medezeggenschapsorganen in het hbo. De resultaten zijn haast te mooi om waar te zijn. De rode draad in de antwoorden is dat bestuurders tevreden zijn met de aanwezigheid van een dergelijk orgaan. En dan niet als excuus-truus, want de bestuurders zijn meer tevreden als de raad eerder wordt betrokken bij beleidsontwikkeling en meer instemmingsrechten heeft. Ook de raadsleden zelf zijn dan tevredener over hun activiteiten. Invoering van de Wet op de Ondernemingsraden wijzen de bestuurders af. Ook voelen zij er niet voor om het instemmingsrecht bij de begroting te vervangen door het adviesrecht.
Opvallend is voorts dat bestuursleden meer invloed toeschrijven aan de raad dan de raadsleden zelf doen. Wel menen de bestuurders dat de raad zijn functies beter kan vervullen. De resultaten van de enquête zijn opgenomen in een handboek voor medezeggenschap in het hbo, dat binnenkort verschijnt.