Bedrijfsleven: studies drie tot vijf jaar

| Redactie

Het is verstandig om de lengte van opleidingen in het hoger onderwijs te variëren, maar niet door een stricte scheiding aan te brengen tussen `algemene' en `wetenschappelijke' opleidingen. In samenspraak met werkgevers moet de ideale lengte van elke studie worden vastgesteld. Het minimum bedraagt drie jaar, het maximum vijf. Dat schrijft de VNO-NCW-werkgeversorganisatie RCO in het rapport Doelgeri

Het is verstandig om de lengte van opleidingen in het hoger onderwijs te variëren, maar niet door een stricte scheiding aan te brengen tussen `algemene' en `wetenschappelijke' opleidingen. In samenspraak met werkgevers moet de ideale lengte van elke studie worden vastgesteld. Het minimum bedraagt drie jaar, het maximum vijf.

Dat schrijft de VNO-NCW-werkgeversorganisatie RCO in het rapport Doelgericht Hoger Onderwijs: balans in viervoud. Het bedrijfsleven is ontevreden over de uniforme cursusduur van vier jaar. Sommige opleidingen kunnen korter, anderen moeten juist langer duren. Binnen een studie kunnen ook verschillende trajecten voorkomen. Het oordeel van werkgevers moet daar veel zwaarder in wegen dan nu, vindt RCO. Volgens RCO-onderwijswoordvoerder Renique is het denkbaar dat er een driejarige studie rechten komt, en dat iemand die het notariaat in wil zich verder schoolt via een notariskantoor. Of dat iemand die de wetenschap in wil meer vakken volgt dan iemand die een baan buiten het onderzoek nastreeft. De lengte van een studie moet wel aansluiten bij wat internationaal gebruikelijk is, vindt RCO.

Evenals de WRR meent RCO dat studenten te specialistisch worden opgeleid. Door het aantal opleidingen in het hoger onderwijs terug te brengen van 600 naar 200, ontstaan vanzelf bredere studies. Het onderscheid tussen beroeps- en wetenschappelijk onderwijs dient te worden aangescherpt.

Studenten dienen strenger te worden geselecteerd in de propedeuse, vindt RCO. Het systeem van loting moet worden vervangen door selectie 'op basis van objectieve criteria'. RCO heeft er geen bezwaar tegen als studenten uiteindelijk helemaal geen beurs meer krijgen, inclusief de lagere inkomens. De prestatiebeurs beschouwt RCO als een passende prikkel om het studietempo op te schroeven.

Universiteiten en hogescholen moeten niet meer worden betaald voor het aantal studenten dat zij binnenhalen, maar voor het aantal dat afstudeert. Wel is het zaak dat zij meer bestuurlijke vrijheid krijgen om zich slagvaardig op te kunnen stellen. RCO vindt ook dat er te veel opleidingen zijn met een gering aantal studenten. Zulke opleidingen dienen in een nieuwe taakverdelingsoperatie te fuseren.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.