Rond de tentamenperiodes meldt zich bij het Bureau Studentenpsycholoog steevast een aantal studenten die ongewoon prikkelbaar zijn en onverklaarbare huilbuien hebben, de emotionele problemen van overspannenheid. Want drie, vier keer per jaar enkele weken lang stressen om de benodigde studiepunten binnen te halen: je moet het niet je hele leven doen. 'Het is een uitputtingsslag, dus zorg goed voor jezelf. Voldoende eten, drinken, slapen en tussendoor ontspannen.'
'Maar iedereen kan de spanning in de tentamenperiode reduceren door tijdens het trimester te werken.' Een beetje extra adrenaline is overigens wel handig, dat maakt je sneller en alert. Teveel spanning blokkeert echter. Veenema adviseert iets te eten of te drinken mee te nemen naar het tentamen: 'Als dan de eerste vragen niet lukken kun je even achterover leunen en je realiseren dat je het goed hebt voorbereid. Als dat zo is. Als je je slecht heb voorbereid heb je natuurlijk alle reden zenuwachtig te zijn.'
Bij sommige studenten is van een normale portie nervositeit echter geen sprake meer. 'Wij constateren dat faalangst veel vaker voorkomt dan studenten zichzelf realiseren, het komt nogal eens boven tijdens de behandeling van andere klachten. Studenten vinden het een vervelende ervaring die ze uit de weg gaan door niet te studeren, niet aan tentamens te denken en dingen voor zich uit te schuiven.'
Zo lijkt het alsof faalangst verkeerd studeergedrag in de hand werkt, maar veeleer is sprake van het omgekeerde. Vervolgens ontstaat een spiraal-effect. Het studieprogramma is hieraan overigens gedeeltelijk debet, meent Veenema.
'Eerstejaars doorlopen een hectische introductieperiode, krijgen veel indrukken te verwerken en worden zo overvoerd dat ze oververmoeid aan het eerste trimester beginnen. Vervolgens valt de inleiding van het dictaat mee en wordt de studie onderschat. Ze beginnen veel te laat te studeren, onder grote druk, waardoor de lol er afgaat. Ondanks de enorme inspanning blijken de resultaten tegen te vallen omdat het allemaal laatste-nippertjes-werk is. Het volgende trimester herhaalt de cyclus zich want ze beginnen weer bekaf en willen de eerste twee weken bijkomen.'
Veenema is er dan ook voorstander van de introductieperiode wat naar voren te schuiven zodat het eind van de pret en het begin van de studie duidelijker worden gescheiden. Bovendien zouden docenten de eerstejaars met opdrachten en tussentijdse toetsen tot het juiste studieritme aan moeten zetten. Als studenten het idee krijgen: 'Hé, ik doe niks en de wereld stort niet in', is de basis voor een slechte studiegewoonte gelegd.
In het afgelopen studiejaar meldden zich maar liefst tweehonderdvijftig studenten omdat zij ontevreden waren over hun studeergedrag. De cursus 'self-management' kan uitkomst bieden. Veenema start als de strenge moeder of docente die veel cursisten lijken te missen: 'In het begin is het ik zeg het, dus zij doen het, tijdens de cursus moet dat veranderen in zij willen het, dus zij doen het.'
Niet iedereen bereikt overigens die fase, omdat nogal eens iets schort aan de motivatie van de student. Veenema's levendige gezicht verstrakt als ze beschrijft hoe sommige studenten bij haar binnenlopen. 'Die gaan hier zitten zo van "ik kan niet studeren, ik wil niet studeren, vertel jij maar eens even wat ik moet doen." Veel studenten worden gepusht door hun ouders, onder het (calvinistische) motto: als je talenten hebt gekregen moet je die ontwikkelen. Na afstrepen van wat ze niet willen, wordt een negatieve studiekeuze gemaakt, die dan vaak blijkt tegen te vallen.'
Ambitieuze ouders eisen soms zoveel van hun kinderen dat hierdoor faalangst ontstaat. De psychologe spreekt van een weegschaal tussen druk en capaciteiten. Wanneer bemoediging ontbreekt en op elk vijfje of zesje kritiek komtis duidelijk sprake van een onbalans. Ook komt het voor dat studenten te hoog hebben gegrepen maar dat zelf niet willen of kunnen accepteren.
Dan is er de groep die zichzelf het vuur aan de schenen legt. Zij willen alles tot in de finesses beheersen en zoeken achter tentamenvragen bedoelingen die er niet zijn. Ondanks de grote inspanning behalen zij magere resultaten. Maar ook die perfectioneringsdrang is te veranderen.