Nieuw rekenmodel voor rivierbeheer

| Redactie

'Een béétje leuk was het wel, die watersnood', geeft ir. R. Nieuwkamer besmuikt toe. Hij promoveert vrijdag bij prof.dr.ir. H. Wind (CT&M), en zag zijn waterbouwkundig onderzoek opeens onverwachte actualiteit verkrijgen. Nieuwkamer ontwikkelde een 'beslissingsondersteunend systeem' voor rivierbeheerders. Op basis van kwalitatieve analyse en kwantitatieve data (waterbewegingen, morfologie) ontwierp hij een riviermodel waarmee Rijkswaterstaat beleidsscenario's kan toetsen. Met dit nieuwe model werd het plan 'Levende Rivieren' van het Wereldnatuurfonds (WNF) doorgerekend.

Nieuwkamer is als waterbouwkundig projectingenieur werkzaam bij het Waterloopkundig Laboratorium in de Noordoostpolder. Van 1990 tot 1994 was hij als promotie-onderzoeker verbonden aan de vakgroep Civiele Techniek (TBK) in het kader van een samenwerkingsproject van UT en WL. Tijdens zijn Twentse periode werkte Nieuwkamer mee aan twee rapportages voor Rijkswaterstaat ('Toetsing Uitgangspunten Rivierdijkversterkingen', 1992, en 'Natuur aan de Rivier. Evaluatie van het WNF-plan Levende Rivieren', 1993).

Het hart van zijn decision support system - het rekenmodel dat de water- en zandbewegingen in het riviersysteem beschrijft - is op zich niet nieuw, zegt Nieuwkamer. 'Mijn toevoeging is dat ik het model beleidsrelevant heb gemaakt. Bestaande rekenmodellen kijken naar technische data zoals waterstanden en stroomsnelheden. Bij rivierbeheer komen echter meer zaken kijken dan alleen veiligheid, zoals kosten van ingrepen, economische aspecten, scheepvaart, landbouw, natuur & landschap. Ik heb die aspecten nu geïntegreerd in één consistent model waarmee beleidsmakers kunnen spelen.'

Maatgevend

Het rekenmodel toont de effecten van rivierkundige ingrepen (versmalling van de hoofdgeul, uitbaggeren ervan, afgraven van de uiterwaarden, natuur- en bosontwikkeling in de uiterwaarden) op de verschillende onderdelen van het riviersysteem. Het veiligheidsaspect is ingebouwd in de vorm van 'maatgevende hoogwaterstanden'. 'De Tweede Kamer heeft als norm gesteld dat de rivier de dijken hooguit eens in de 1250 jaar mag overstromen. Dat is dus ook de toetsingsvariabele in mijn model', aldus Nieuwkamer.

Vanuit zijn onderzoek heeft Nieuwkamer meegewerkt aan de wetenschappelijke ondersteuning van de Commissie-Boertien-1. Hij verrichte beleidsanalyses naar aanleiding van de maatschappelijke bezwaren tegen dijkversterking, onder meer vanuit de vraag of als alternatief voor die dijkversterking de waterstanden via rivierkundige maatregelen kunnen worden verlaagd.

Met zijn model toetste Nieuwkamer ook het WNF-plan 'Levende Rivieren' voor Rijkswaterstaat. De claim van het WNF was dat het via rivierkundige ingrepen mogelijk is om in de uiterwaarden van de grote rivieren Rijn, Waal en IJssel tot natuurontwikkeling, zoals ooibossen, te komen, eventueel in combinatie met de afgraving van rivierklei. Als gevolg daarvan zouden de hoogwaterstanden dalen, wat de dijkversterking overbodig zou maken. De kleiwinning zou het plan bovendien kosten-neutraal maken.

Volgens Nieuwkamers model is de combinatie natuurontwikkeling-kleiwinning mogelijk. Helaas zullen de waterstanden daardoor niet dalen. Hij legt uit: 'De aanwezigheid van ooibossen in de uiterwaarden vermindert het afvoerend vermogen van de rivier: door de opstuwende werking van de bossen stijgt de waterstand. Vandaar ook het plan om ter compensatie de uiterwaarden af te graven. Het WNF dacht dat op die manier dijkversterking niet meer nodig was. Mijn model geeft aan dat dit niet klopt.'

Het rekenmodel wees verder uit dat het WNF-plan hooguit op een enkelelokatie kosten-neutraal zal zijn. 'De algehele conclusie van het case-onderzoek is dan ook: rivierkundige ingrepen als het afgraven van uiterwaarden, het uitbaggeren van de hoofdgeul of verlaging van de kribben zijn géén alternatief voor dijkversterking. Aan die dijkversterking valt gewoon niet te ontkomen. Ook de door de evacuatie opgetreden schade toont het economisch belang van sterke dijken aan', aldus de promovendus.

Wat is volgens Nieuwkamer eigenlijk de oorzaak van de recente hoge waterstanden? 'Simpel: het heeft de tweede winter op rij in de Ardennen wekenlang heel hard geregend. En toevallig stond de afgelopen weken ook in de Rijn het water extreem hoog. Voor rivieren een volkomen natuurlijk verschijnsel. Met dat risico moet je dus leren leven, door hoog en droog te gaan wonen, of je met dijken te beschermen.' Zuiver economisch gezien moet de bescherming zo goed mogelijk zijn, want de schade bij overstroming is veel groter dan de investeringen in extra hoge dijken. 'Maar wat een acceptabel risico is, bepaalt de politiek', zegt Nieuwkamer.

Nieuwkamer ondersteunt de kabinetsbeslissing voor een urgentie-programma voor dijkversterking op basis van de Bijzondere Deltawet die in april van kracht wordt. 'Je hebt geen keus. De dijken zijn hier en daar te zwak, en die moet je zo snel mogelijk versterken.' Hij merkt wel op dat ook deze dijkverzwaringsronde niet tot in lengte van dagen zal volstaan. 'Nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen - zoals nu weer de roep om natuurontwikkeling - brengen met zich mee dat er steeds opnieuw werk zal zijn voor waterbouwkundig ingenieurs. Nederland is nog lang niet af.'

De 'watersnoden' van de afgelopen jaren zijn voor waterbouwkundigen ondertussen een buitenkansje, geeft Nieuwkamer toe. 'Er zijn de afgelopen weken bijvoorbeeld dagenlang vliegtuigen in de lucht geweest om de zwakke plekken in de dijken op te meten met infrarood-fotografie. En ook die massale evacuatie was voor de wetenschappers interessant, het is een mechanisme dat nog niet in ons schademodel was verwerkt. Denk je in: die enorme economische schade, terwijl er geen dijk is doorgebroken!'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.