De watersnood (liever gezegd: de hoogwaterstand) van de afgelopen weken heeft prof. Wind (Civiele Techniek en Management, TBK) niet erg verbaasd. 'Je weet dat zulke hoge waterstanden af en toe optreden, en ik verwacht ook dat het in de toekomst nog wel vaker zal gebeuren.' Het is natuurlijk heel vervelend als er huizen onder water komen te staan, maar hoogwater is nu eenmaal het risico van wonen in een rivierdelta', zegt Wind.
Wind heeft de afgelopen weken een hoop onzin gehoord over de oorzaken van het hoogwater. 'Klimaatverandering of ontbossing verklaren maar een klein deel van de watertoevoer. Hoogwater is een natuurlijk verschijnsel. Een rivier is een stochastisch proces, waarbij je extreme waarden kunt verwachten. Daar is niets geks aan. We zijn echter niet meer gewend om met de natuur om te gaan. We leggen bij overstromingen meteen de schuld bij het broeikaseffect, de waterbouwkundigen of de milieubeweging.'
Levend
Rijkswaterstaat werd midden vorige eeuw juist opgericht omdat er voortdurend overstromingen waren in het rivierengebied. 'Die situatie behoort tot het verleden. Maar ondertussen lijken we haast te zijn vergeten waar we wonen, we zijn verwijderd geraakt van de natuur. We moeten de rivier weer leren zien als een levende rivier.' Wind laat een foto zien van een Portugees boerenhuis met een hoge stenen drempel tegen incidenteel hoogwater. 'Deze mensen hebben de rivier en haar risico's geaccepteerd.'
Aan de UT wordt op drie niveaus rivieronderzoek verricht. Om te beginnen is er theoretisch onderzoek naar de rivier als 'dynamisch systeem'. Dat resulteert in rekenmodellen die gebruikt werden door de commissie-Boertien in haar rapport over de rivierdijken. Daarnaast doet de UT mee aan de ontwikkeling van technologie ter bestrijding van dijkverweking ('de achilleshiel van rivierenland', aldus Wind). Tenslotte wordt bij CT&M nagedacht over alternatieve manieren van omgaan met overstromingsrisico's.
De kwantitatieve modellen stonden centraal in het onderzoek van ir. R. Nieuwkamer (Waterloopkundig Laboratorium) die vrijdag bij Wind promoveert (zie pagina 5). Nieuwkamers onderzoek (volgens Wind het 'warmkloppend rekenhart' van de commissie-Boertien) resulteerde in een Decision Support System voor Rijkswaterstaat, gebaseerd op een dynamisch model van het riviersysteem, waarin water- en zandbewegingen zijn opgenomen.
Goed nieuws
Goed nieuws meldt Wind van het dijkverwekingsfront. De UT is samen met het Waterloopkundig Laboratorium en het Laboratorium voor Grondmechanica betrokken bij een nieuwe dijkversterkingsmethode. Dijkverweking is een grondmechanisch probleem; als langdurig water door de dijk sijpelt, kan deze het op den duur begeven. De nieuwe oplossing bestaat uit buigzameplastic schermen die in een smalle sleuf in de dijk worden aangebracht. Doorlekken wordt voorkomen en de dijk blijft stevig. Het idee, waarop vorige week octrooi is aangevraagd, is bedacht door een buitenstaander die eerder tekende voor de 'zelfgravende onderzeese pijpleiding'.
Voordelen
De grote voordelen van de nieuwe techniek, die binnen een jaar inzetbaar kan zijn, zijn de snelheid en de lage materiaalkosten. Slechts de benodigde machines zijn kostbaar. Wind: 'De aanpak kan 20-30 procent goedkoper zijn dan de bestaande methoden, wat bij een kostbaar project als de dijkverzwaring tot gigantische besparingen leidt. Je praat immers over 2,8 miljard gulden. Als je bij zo'n project honderden miljoenen guldens kunt helpen besparen, heb je als UT een belangrijke bijdrage geleverd.'
Overstromingen zullen echter zoals gezegd altijd blijven optreden. 'De huidige norm is eens in de 1250 jaar. Als je het leven van een gezond mens op 100 jaar stelt, impliceert dat dat iedereen tijdens zijn leven een ongeveer even grote kans loopt om een serieuze overstroming mee te maken als om zijn eigen inleggeld terug te winnen in de staatsloterij: bijna 1 op 10.' Dat risico vindt Wind 'beangstigend', mede gezien de tientallen miljarden guldens die in het rivierengebied zijn geïnvesteerd.
Verzekering
De feiten vragen niet zozeer om dijkversterking als om een nieuwe benadering van deze risico's, en dat is het derde zwaartepunt van het UT-onderzoek. Wind ziet vooral heil in een rampverzekering die burgers in de toekomst tegen overstromingsrisico's moet gaan indekken. Overheid en verzekeraars zijn al sinds de kerstvloed van 1993 over zo'n rampverzekering in conclaaf. Naar verwachting zal het een verplichte verzekering worden in de vorm van een wettelijk opslag op de inboedel- en opstalverzekering die vrijwel alle burgers en bedrijven nu al hebben. Waarschijnlijk komt er een eigen risico zijn om preventie te stimuleren.
Wanneer zo'n rampverzekering wordt ingesteld zullen de hoogwaterproblemen in het Limburgse Maasdal zich volgens Wind vanzelf oplossen. Nu bedraagt de overstromingskans daar 1 op 50, vooral omdat de plaatselijke overheden flink wat woningen in de uiterwaarden hebben gebouwd. 'Men kende de risico's, maar heeft er bewust of uit onkunde niks mee gedaan.' De woonlasten zullen in zulke onveilige gebieden door de rampverzekeringspremie zó worden opgejaagd, dat burgers deze contreien op den duur vanzelf zullen gaan mijden. 'Zo worden ze tegen de bouwgrage overheden beschermd.'
Extra dijk
Voor het Gelders-Zuid-Hollandse rivierengebied voorziet Wind een ander scenario. Het overstromingsrisico is hier veel kleiner. De woonlastenstijging door de rampverzekeringspremie zal hier beperkt kunnen blijven tot enkele honderden guldens per jaar (overigens is nog geheel onduidelijk of regio's met lagere risico's inderdaad een lagere rampverzekeringspremie krijgen dan regio's met een hoger risico). In dat geval lijkt het Wind veel goedkoper om de waterschapslasten hier tijdelijk wat op te voeren in plaats van de rampverzekeringspremie voor alle burger te verhogen.
Van dat extra geld kan dan in een periode van een aantal jaren een extra dijk worden gebouwd, zegt Wind, die daarbij doelt op wat wel een 'slaperdijk' wordt genoemd, een nooddijk achter de gewone winter- of bandijk die gebieden afschermt die in geval van overstroming het water opvangen, zodat andere, meer kwetsbare gebieden gespaard kunnen blijven. 'Je bouwt eigenlijk een reserve-rivierbedding erbij. Het gevolg is dat je de bestaande dijken niet per se hoeft te verhogen', stelt Wind.
Deze aanpak verschilt dus enigszins van die van het plan-Grensmaas, waarbijde versmalde en gekanaliseerde Maasbedding verdiept en verbreed wordt. 'Bij de Grensmaas-plannen leg je bij wijze van spreken een extra rivier onder de rivier. Bij mijn plan voor het rivierengebied reserveer je juist ruimte voor een reserve-rivier náást de bestaande stroombedding.'
Brugfunktie
Hier ligt primair een uitdaging op politiek-bestuurlijk vlak, het is een zaak voor politici en beleidsmakers. 'Het mogelijk maken van een nevenrivier en van een rampverzekering overstijgt het terrein van de civiele techniek', zegt Wind ('ik ben een dijkbouwer, ik weet vooral van rivieren en zand'). Wel ziet Wind hier een duidelijke vingerwijzing dat de UT moet blijven vasthouden aan krachtige opleidingen Bestuurskunde en Technische Bedrijfskunde. CT&M kan op dit vlak een brugfunctie vervullen.
Voor CT&M zijn er al met al ruimschoots perspectieven, constateert Wind tevreden. Maar één ding vindt hij spijtig: 'Onze technische onderzoek- en laboratoriumfaciliteiten komen pas de komende twee jaar ter beschikking. Als we die nu al hadden gehad, hadden we er wat betreft de technische uitdagingen al volop mee aan de slag kunnen gaan', aldus Wind.