Gehannes

| Redactie

Ik houd van muziek, van klassieke muziek, dus ik kom nogal eens in het Concertgebouw. Steevast een lust voor het oor, alleen dat gehannes tussendoor, daar kan ik met mijn boerenverstand niet bij. Zo heb je bijvoorbeeld weleens een pianoconcert, met een beroemde soliste op de vleugel, en ik begrijp dat het dan inderdaad wel zo leuk is dat die vleugel dan middenvoor staat, naast de dirigent, met het orkest daar in een halve maan omheen. En is de vleugel daarentegen gewoon een onderdeel van het orkest, dan begrijp ik ook nog datti dan in de buitenste ring kan staan - in het Concertgebouw betekent dat een heleboel treden hogerop.

Maar wat ik niet begrijp is, dat wanneer de twee genoemde werken achter elkaar uitgevoerd worden, dat dan tussendoor de hele zaak verbouwd moet worden. Ik krijg dan zoiets van: goh, laat die pianiste nou gewoon zitten waar ze zit en dat volgende stukkie ook nog even meespelen. Maar dat zal wel in strijd zijn met de arbeidsovereenkomst van òf de soliste, òf de vaste orkestpianist, òf misschien zelfs met die van de toneelmeester. En daarom moeten er elke keer weer lieren en steekwagentjes aan te pas komen, alvorens het concert kan worden voortgezet.

Ik heb weleens meegemaakt dat er twee werken met solo-piano werden uitgevoerd, met tussendoor een orkestwerk zonder piano - werd verdorie het verhuisbedrijf tweemaal ingeschakeld! Het zal wel een beroepsdeformatie zijn, misschien heb ik wat teveel Operationele Research in mijn opleiding genoten, maar als ik zoiets zie dan schieten er meteen handelsreizigers en Chinese postbodes door mijn hoofd. Zo'n concertmeester moet dat toch allemaal een beetje kunnen organiseren!

Hoe de logistieke mogelijkheden met compositorische eisen verenigd kunnen worden, bewijst Schnittke met zijn Passacaglia voor grote orkesten. De componnist zegt geïnspireerd te zijn door de golfslag van de zee, maar het kan geen toeval zijn dat het stuk een duidelijke analogie vertoont met de vlagen waarin de orkestleden de repetitie-ruimte plegen binnen te komen en hun instrumenten stemmen. De slagwerker is er als eerste, maar die heeft dan ook het meeste klaar te zetten. Als de gong eenmaal hangt, zijn de bassisten hun snaren al aan het spannen. In de partituur zal zoiets staan als dat de piccolo-speler zijn jas uittrekt, zodra de fagot is ingeblazen. Het klavecimbel staat eerder op z'n plek dan de vleugel. En dan, na 19 minuten en 9 seconden zuivere speelduur, zit het hele orkest ingetogen klaar voor de opkomst van de dirigent.

In het Concertgebouw heb ik dit werk nooit uitgevoerd gezien. Maar mocht het daar ooit op het programma komen, dan vast als slotstuk van de avond. Zo'n logica, die is de meeste muzikante eigen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.