* Auditoren (studenten zonder studiefinanciering) zijn een categorie apart. Voor hen geldt nu een collegegeld van 3010 gulden. Volgens voornoemd wetsvoorstel mag de universiteit of hogeschool met ingang van het studiejaar '95-'96 zelf de hoogte van dit bedrag bepalen, met een minimum van 2250 gulden. Dit om een andere, oude bezuiniging te compenseren. Het minimum stijgt in 1998 naar 2750 gulden.
* Tenslotte de extraneï, zij die geen colleges volgen en begeleiding krijgen, maar slechts examens afleggen. Op hen hebben de jongste ontwikkelingen geen invloed. Evenals bij de auditoren mag een universiteit of hogeschool de hoogte van hun collegegeld met ingang van het studiejaar '95-'96 zelf bepalen. Voor hen geldt echter geen minimum. Dit studiejaar betalen extraneï 1240 gulden examengeld.
BEURZEN
* De basisbeurs: is voor studenten op kamers (uitwonenden) op 1 januari met 90 gulden gedaald naar 470 gulden. Per 1 september 1995 gaat er nog eens 45 gulden vanaf. Thuiswonende studenten krijgen dan nog slechts 125 gulden. Sinds 1 januari mogen alle studenten bij de overheid lenen om hun inkomen aan te vullen. Een student mag nu jaarlijks ongestraft 15.000 gulden bijverdienen. Verdient hij meer, dan wordt er gekort op zijn studiefinanciering.
* Prestatiebeurs: als minister Ritzen op tijd is met zijn wetsvoorstel, krijgt een student die met ingang van het studiejaar '95-'96 gaat studeren nog maar een basisbeurs voor de officiële duur van de studie. Dat is meestal vier jaar. Per jaar moet hij een minimum aantal studiepunten halen. Onduidelijk is nog hoeveel. Haalt hij minder punten, dan moet hij de beurs terugbetalen. De beurs wordt betaald in de vorm van een lening, die bij voldoende prestatie in een beurs wordt omgezet.
* Tempobeurs: voor studenten die nu studeren blijft de tempobeurs gelden. Zij moeten jaarlijks minimaal de helft van de studiepunten halen om terugbetaling van hun beurs te voorkomen.