Wie zat te wachten op de regel OOTE OOTE OOTE BOE, moest afgelopen maandagmiddag bij Broodje Cultuur lang wachten. Deze beroemde Nederlandstalige dichtregel, die men in de aankondiging gebruikte, kwam in het programma van 'Het zwevend genootschap' niet voor, maar wel vele, vele anderen. Door de veelheid aan gedichten en het ontbreken van een lijn in de gehele voorstelling bleven het losse gedichten. De gekozen, theatrale vorm bracht echter een aantal gedichten ook heel mooi tot leven.
Zeer geslaagd was de voordracht, het toneelspel rond een aantal gedichten van Paul van Ostaijen. Zijn expressionistische gedichten, zoals het loflied op de Singer-naaimachien zijn vaak een kakofonie van woorden, zinnen, uitroepen. In de uitvoering van het 'Zwevend Genootschap' werd het een straat, of een video, waarin verschillende mensen woorden zeiden. Zo ving het publiek flarden van gesprekken op en zo het gevoel iets mee te krijgen van waarover het gaat, zonder het precies te weten.
Leuk waren ook de drie oude mannen, die op een bankje zaten. Een jonge vrouw gaat met haar stola over hun gezichten. Het raakt ze. En ze kijken met veel genot naar de vrouw, die ze nooit meer zullen kunnen krijgen.
De voorstelling bleef echter iets van een nog steeds voortdurende improvisatie hebben. Ieder gedicht had weer andere personages, in andere kleren, met een andere mimiek. Honderden ideeën bij honderden gedichten. En de spelers fladderden heen en weer van gedicht naar gedicht. Daardoor bleef er weinig echt hangen. Niet van de gedichten, niet van de verhalen, niet van de relaties, die men soms speelde.
Teveel kleine scènes, teveel gedichten heeft beide niet goed gedaan. Het publiek heeft gelachen. Maar achteraf wist het niet meer waarom. De poging om gedichten toegankelijk te maken valt te waarderen. De uitwerking liet helaas te wensen over.
Hugo Roele