'Die feestdagen kunnen me eigenlijk gestolen worden. Het is een soort midwinterfeestje. Al dat gereutel over vrede. Alsof dat iets van mensen is. Zo van: we denken twee dagen aan vrede en dan zal het allemaal wel goed komen. Daar geloof ik geen zak van. Wij mensen maken de vrede allang niet meer uit. Dat doet het grootkapitaal. Als een directeur van een fragmentatiebommenfabriek morgen bedenkt dat hij daar eigenlijk niet meer wil werken, dan staat hij een week later toch met een gouden handdruk op straat. Wanneer het om geld gaat staat iedereen vooraan. En wanneer er verantwoordelijkheden in het spel zijn? Tja, dan geeft niemand thuis.
Ik denk iedere dag na over wat ik aan het doen ben. Daar heb ik geen zetje voor nodig van de televisie tijdens een een of ander kerstprogramma. Mijn vrienden en ik proberen het hele jaar door goede mensen te zijn. Hoewel je je daar ook als zanger niet in mag vergissen. In het gunstigste geval kun je met je teksten iemand steun of troost geven. Meer is het echter niet.
En ja, die kerst. Voor de gezelligheid vind ik het wel leuk. Lichtjes op straat en de bakker die wat extra's doet en kerststolletjes bakt. Ik wens iedereen het beste, maar dat wens ik ze het hele jaar door. Niet dat ik die vrede op aarde niet zou willen. Het is alleen onzin om het te zeggen. Je moet van mij geen diepe of bevlogen kerstgedachten verwachten. Ik denk altijd.'