Grote natuurkunde-groepen scoren hoog

| Redactie

De universitaire natuurkundigen in Nederland 'weten heel goed waar ze mee bezig zijn'. Een internationale beoordelingscommissie van de VSNU stelt vast dat ze hun zwakke onderzoeksgroepen de laatste tien jaar verbeterd of opgeheven hebben. Ondanks dalende inkomsten hebben ze hun profiel zelfs versterkt. Hun onderzoek slaat een zeer goed figuur. Dat geldt vooral voor de grotere onderzoeksgroepen.

Voor de tweede keer in korte tijd wordt de reputatie van het Nederlandse bèta-onderzoek bevestigd door internationale deskundigen. Kregen vorige week de chemici gunstige rapportcijfers, dit keer zijn het de natuurkundigen die lof oogsten. Ook zij halen gemiddeld een acht voor wetenschappelijke kwaliteit. Vooral de natuurkundigen van de VU, Nijmegen en Leiden scoren hoog. De UT krijgt relatief de meeste kritiek.

De beoordelingscommissie - bemand met top-fysici uit onder meer Harvard, Zürich, Calgary, Manchester en Grenoble - blijkt onder de indruk van de manier waarop de Nederlandse vakgenoten hun kwaliteit op peil houden. De 'verkenningscommissie' natuurkunde had in 1984 gewaarschuwd voor onevenwichtigheden in het onderzoek, en voor gevolgen van vergrijzing en bezuinigingen. Maar ondanks voortgaande veroudering van de staf en nog steeds dalende inkomsten blijken de faculteiten hun profiel sindsdien versterkt te hebben.

Het gunstige oordeel wordt ondersteund door publicatie- en citatietellingen. Daaruit blijkt dat artikelen van Nederlandse natuurkundigen een kwart tot de helft meer `impact' hebben dan de publicaties van hun internationale vakgenoten. Vooral Leiden en Groningen scoren in de tellingen zeer hoog; Twente springt er het minst goed uit.

De experts zijn niet louter op deze cijfers afgaan, maar velden hun eigen oordelen. Van honderd onderzoekgroepen kreeg zo ruim de helft een acht of hoger voor 'wetenschappelijke kwaliteit'. Slechts drie kleine groepjes haalden een lichte onvoldoende.

Opvallend is dat 'excellente' kwaliteit bij natuurkunde alleen bij grote onderzoeksgroepen voorkomt. De acht absolute topgroepen hadden de afgelopen jaren alle meer dan tien fulltime onderzoekers. Ook in de subtop zijn grote groepen ver in de meerderheid. Groepen met minder dan tien fulltimers scoren gemiddeld maar een dikke zes.

De faculteiten van de VU, Nijmegen en Leiden halen met een 8,3 de beste gemiddelde cijfers voor wetenschappelijke kwaliteit. In al die gevallen toont de commissie zich very much impressed door enkele onderzoekgroepen van wereldklasse. De UvA in Amsterdam scoort een fractie lager (8,2). Andere faculteiten halen net geen acht; de Twentse faculteit doet het met een 7,3 een fractie minder goed.

Een sterke troef in de Nederlandse natuurkunde blijkt de vaste-stoffysica. Dit gebied is met 350 van de duizend fulltime-onderzoekers ook verreweg het drukst bevolkt. Die inspanning heeft succes: zowel Leiden, Groningen, Delft als Amsterdam (UvA) hebben 'excellente' vaste-stofgroepen. En ook Twente, Nijmegen en de VU hebben er zeer sterk onderzoek in.

Toch vreest de commissie overbevolking in populaire deelgebieden als supergeleiding en 'mesoscopische fysica'. Gezien de grote internationale concurrentie vindt ze dat alleen de allerbeste groepen zich op zulke terreinen moetenbegeven. Anderen geeft ze het advies om nieuwe thema's te kiezen.

Veel meer dan de collega's die de chemie beoordeelden, heeft de commissie zich ook in de organisatie van het onderzoek verdiept. Zo is ze vol lof voor de landelijke organisatie FOM, die zowel voor een omvangrijke `tweedegeldstroom' naar de universiteiten zorgt als enkele eigen top-instituten heeft.

Dit model werkt 'buitengewoon goed', vinden de experts. Ze vinden dat FOM - anders dan minister Ritzen wil - die dubbele rol moet blijven vervullen. Sceptischer zijn ze over het nut van de recent gevormde onderzoekscholen. De natuurkunde was zonder die scholen ook al goed georganiseerd.

Ten slotte erkennen de experts dat dreigende verdere bezuinigingen een gevaar voor de toekomst vormen. De vaste, eerste geldstroom heeft het minimumniveau bereikt dat nodig is voor het voortbestaan van de natuurkunde-faculteiten. Vooral over Delft, dat 15 procent moet bezuinigen, maakt de commissie zich zorgen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.