UT scoort goed in derde geldstroom

| Redactie

Het bedrijfsleven speelt nog steeds een heel bescheiden rol bij de financiering van universitair onderwijs en onderzoek. Gemiddeld is meer dan de helft van het werk voor derden afkomstig van overheden. Voor de technische universiteiten gaat dit echter niet op. Twente scoort na Wageningen het hoogst met inkomsten uit de 'derde geldstroom'.

De derde geldstroom is al het geld dat niet via de reguliere overheidsbijdrage (eerste geldstroom) of via onderzoeksfinancier NWO (tweede geldstroom) binnenkomt. Van de ruim 1 miljard gulden die de derde geldstroom van alle dertien Nederlandse universiteiten beslaat, betaalt het bedrijfsleven slechts 19 procent. Dat aandeel is nog wat kleiner dan vijf jaar geleden. Deze gegevens zijn op een rij gezet door de Universiteit Utrecht, die vorige week een symposium hield over de toekomst van de derde geldstroom.

De Utrechters stelden vast dat hun instelling het qua hoeveelheid contractresearch beter doet dan andere grote, algemene universiteiten. De verschillen zijn echter klein. Opvallender is dat Utrecht als enige niet-technische universiteit forse contracten met bedrijven weet te sluiten.

In 1994 werd gemiddeld 27 procent van het wetenschappelijk personeel betaald uit de derde geldstroom. Wageningen is met 44 procent de absolute topper. Nummer twee is Twente, dat precies eenderde van zijn geld van derden ontvangt. Bij alle andere universiteiten ligt het percentage derde geldstroom tussen de twintig en dertig. Delft en Eindhoven blijven onder de 25 procent.

De kans op externe inkomsten blijkt vooral te worden bepaald door de vakgebieden waarin een universiteit actief is. Zo wordt in de landbouwsector 44 procent en in het medisch onderzoek 41 procent van de wetenschappers uit de derde geldstroom betaald. Alfa's en juristen scoren maar 9 procent. Technici en gamma's zitten op het landelijk gemiddelde.

De medici danken hun rijkdom vooral aan de nationale overheid (40 procent) en aan non-profitorganisaties zoals collectebusfondsen (32 procent). Alleen bij de technische universiteiten spelen bedrijven een grote rol als financier: ze zijn er goed voor 47 procent van de derde geldstroom. Gemiddeld over alle universiteiten dragen de bedrijven maar 19 procent bij. Dat is iets meer dan de bijdrage van internationale overheden zoals de Europese Unie. De bijdragen van het bedrijfsleven zijn de laatste jaren niet gegroeid. In 1990 was hun aandeel met 22 procent zelfs iets hoger.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.