Hij zegt het nog bijna strijdbaar, de doorgewinterde universitair bestuurder Karel de Jonge. Het valt hem (op het moment dat hij hoort dat er ook een foto wordt gemaakt doet hij alsnog zijn UT-stropdas om) bijna moeilijk in de verleden tijd over de UT te praten. Hij heeft zijn hart aan de universiteit verpand. 'Ik ben er altijd wel een beetje trots op geweest. Al is het alleen maar omdat ik de UT zelf heb helpen opbouwen.'
Hij stond 'aan de wieg' van technische bedrijfskunde en bestuurskunde en bemoeide zich intensief met de inrichting van de Bastille. Hij maakte met architect Blom een kroegentocht door Amsterdam om ideeën op te doen over hoe de bar eruit zou moeten zien. Later ging hij met de toenmalige campusdecaan Schuyer naar Den Haag om meer geld los te peuteren voor stoelen. 'Er stond 35 gulden per stoel op de begroting, maar we wilden de stoelen van Blom en die kostten tien gulden meer. Uiteindelijk zijn het die houten geworden en dat is maar goed ook, want tot op de dag van vandaag hebben ze het uitgehouden. Dat hadden plastic kuipstoeltjes van 35 gulden niet gered.'
Onderwijzer
De Jonge heeft verschillende functies gehad. Hij begon in 1964 als wetenschappelijk medewerker bij de faculteit Chemische Technologie. 'Ik had nog vaag de ambitie te promoveren in de chemie, maar ik vond onderwijs geven en besturen veel leuker. Onderzoek kwam altijd op de tweede plaats. In die tijd werd dat nog gezien als je carrière te grabbel gooien, maar het heeft mij er niet van weerhouden voor onderwijs te kiezen. Daarom ben ik ook met plezier onderwijsdecaan, mentor en studievoorlichter geworden.' Half jaren tachtig maakte hij de overstap naar de faculteit Informatica, waar hij tien jaar lang onderwijsdecaan was. Door oogproblemen moest hij deze functie opgeven, maar hij was tot 1 november nog wel mentor. 'Ik ben absoluut een onderwijzer. Ooit was het ook de bedoeling dat ik wis- en natuurkundeleraar zou worden, maar in mijn eerste jaar aan de universiteit bleek dat wiskunde te moeilijk was. Toen heb ik de overstap naar scheikunde gemaakt. Mijn vader was een zeer enthousiast onderwijzer.'
De Jonge zat vanaf het begin af aan in talloze besturen en commissies. Als lid van de introductiecommissie probeerde hij studenten wegwijs te maken in Twente, hij bemoeide zich met de inrichting van de Bastille, zat in de faculteitsraad van CT, bezette zes jaar lang een zetel in het College van Bestuur, was voorzitter van het afdelingsbestuur Toegepaste Onderwijskunde en 12,5 jaar raadslid voor de Democraten Drienerlo (DD).
'We hebben in de jaren zestig gestreden voor de invoering van de Wet Universitaire Bestuursstructuur. Voordat deze wet een feit was mochten we in de afdelingsvergadering van de faculteiten alleen een beetje meehelpen en maakten de hoogleraren de dienst uit. Ik heb met plezier in 1972 zitting genomen in het College van Bestuur. In die tijd bestond het College nog uit vijf personen: de rector, twee door de kroon benoemde leden en twee door de universiteitsraad gekozen leden, die zich of op onderzoek of op onderwijs en studentenzaken gooiden. Ik hield me met het laatste bezig.'
Inslapen
De Jonge prefereert het vijfkoppige bestuur nog altijd boven het driehoofdige College dat er nu zit. Om maar niet te spreken van de veranderingen die de MUB teweeg zal brengen. 'Het was een prachtig systeem, want de twee gekozen leden hadden de tijd werkelijk de tent te runnen. Zo hebben we de keuze gemaakt voor een andere jaarindeling. Het kostte heel wat tijd voordat duidelijk was dat het trimestersysteem het beste bij de universiteit paste. Juist omdat we de tijd hadden ons daarmee te bemoeien konden we ook voorstellen doen die een breed draagvlak hadden.'
'Ik maak me zorgen over de toekomst. De bestuursstructuur wordt hiërarchischer en de raden krijgen minder bevoegdheden. In de toekomst zullen ideeën nog maar door één bestuurder worden gedragen. Bovendien heeft het systeem de neiging om professionele bestuurders aan te trekken en die wisselen amper, in tegenstelling tot gekozen bestuurders.'
'Ik snap ook niet dat het college beweerd dat de universiteitsraad vertragend werkt. De afgelopen jaren zijn er, zonder extra geld uit Den Haag, drie nieuwe studierichtingen (BIT, CT&M en TCW) van de grond gekomen. Er wordt volop gebouwd en er zijn talloze onderzoeksinstituten opgericht. Dan kun je toch niet zeggen dat de universiteit is ingeslapen. De universiteitsraad behoedt het College juist voor calamiteiten, voorkomt dat de bestuurders hun eigen hobby's na gaan jagen.'
Toch ontkent De Jonge niet dat de huidige bestuursstructuur ook nadelen heeft. Zo bleek het een aantal jaren geleden moeilijk de reorganisatie bij Informatica van de grond te krijgen, omdat de faculteitsraad moest beslissen over collega's. 'Bij reorganisaties is meer afstand wellicht beter, zoals in de MUB met professionele bestuurders. Vraag is wel of het uiteindelijke resultaat beter is, want er moet draagvlak zijn voor een omwenteling anders lukt de uitvoering niet', vindt De Jonge. 'Het leuke is dat we bij Informatica door de tijd zijn ingehaald. Door de aantrekkende markt voor informatici zijn medewerkers uit zichzelf weggegaan.'
Waar hij zich ook zorgen over maakt is de flexibilisering van arbeidscontracten. 'De UT is opgebouwd door mensen uit het bedrijfsleven. Tegenwoordig is het al een stuk onaantrekkelijker om vanuit een goede baan voor het universitaire leven te kiezen en als de plannen worden doorgezet, hoogleraren niet meer in vaste dienst bijvoorbeeld, dan wordt het nog moeilijker om goede mensen te trekken.'
Optimisme
De Jonge heeft het altijd belangrijk gevonden te weten wat er leeft onder de studenten. 'Je moet zorgen dat je ze ook informeel kent door naar borrels te gaan van studieverenigingen en deel te nemen aan excursies en symposia. Ik was er berucht om. Je kon op een eenvoudige manier terugkoppelen. Vragen hoe het werkelijk met hen ging. De samenwerking met studenten op alle niveaus heb ik altijd zeer stimulerend gevonden.'
Berucht was hij eveneens om zijn multomappensysteem. Iedere activiteit die om een beetje meer aandacht vroeg kreeg op zijn werkkamer een aparte multomap, zodat hij niets over het hoofd zag. 'Ik ben een organisator in hart en nieren. Ik vind het heerlijk om voor een concreet probleem samen met een groepje mensen een oplossing te zoeken en er iets moois van te maken. Er is mij weleens verweten dat ik te optimistisch van aard ben, maar ik heb gewoon geen geheugen voor slechte dingen. Als een voorstel in de raad het tijdens de stemming niet haalde, dan was ik daarvan een halve dag van streek. Maar daarna was ik het kwijt. De bestuursstructuur heeft me dus nooit gefrustreerd. Hetradensysteem dwong je goed naar het grondvlak te luisteren. Het heeft mij nooit moeite gekost de raden en besturen van zeer gemengde samenstelling serieus te nemen. Als bestuurder ben je niet meer dan dienaar van het volk.'