Commissie moet plan maken voor exacte disciplines

| Redactie

De akademie van wetenschappen (KNAW) heeft een toekomstcommissie ingesteld voor de exacte universitaire disciplines. Tien natuurwetenschappers en ingenieurs, waaronder UT-hoogleraar Tijdeman, moeten zich buigen over de vraag naar afgestudeerden en de dalende studentenaantallen. Ook de financiering van het onderzoek en de taakverdeling tussen faculteiten komt aan de orde. Op zeer korte termijn moet er een 'plan van aanpak' liggen.

In de opdracht aan de commissie is sprake van 'bedreigende' ontwikkelingen. Het draagvlak voor de natuur- en technische wetenschappen zou, ondermeer door dalende studentenaantallen en toenemende financiële nood in het onderzoek, gevaarlijk verzwakt zijn.

Die formuleringen doen sterk denken aan de instelling van de commissie 'Toekomst Geesteswetenschappen', die in '94/'95 functioneerde onder voorzitterschap van VVD-politicus Henk Vonhoff. Deze commissie wist het klimaat te scheppen voor verregaande afspraken tussen overheid en universiteiten over bescherming van de letterenfaculteiten.

Toch wordt betwijfeld of de tien bèta's, voorgezeten door de Delftse hoogleraar-bestuurder dr.ir. A. Verruijt, een vergelijkbare doorbraak kunnen forceren. Hun werkterrein is, met tien betrokken universiteiten en minstens veertig faculteiten, veel breder. Bovendien is de tijd die ze voor hun opdracht krijgen verbazend kort: eigenlijk had er half december al een 'plan van aanpak' moeten liggen. De commissie mikt nu op februari en probeert de verwachtingen al te temperen.

Een zaak waarin de bètacommissie klaarheid wil brengen, zijn de studentenaantallen. 'Er wordt van alles over beweerd', zegt secretaris ir. N. Boots, 'maar wij willen de discussie boven borreltafelniveau brengen.' Zo wil men wel eens van branche-organisaties horen of er écht behoefte is aan meer afgestudeerden. En wat het bedrijfsleven in dat geval bereid is te doen aan de noodzakelijke 'statusverhoging' van bèta's.

De opdracht aan de commissie rept ook van verdergaande samenwerking en taakverdeling tussen de faculteiten. Boots denkt niet dat de commissie hierover erg concreet zal zijn: 'We maken een analyse, en zullen 'denkrichtingen' aangeven om problemen op te lossen.' Men denkt onder meer, net als bij de geesteswetenschappen, aan meer student-onafhankelijke onderzoeksfinanciering. Maar, aldus Boots: 'Over afzonderlijke instellingen of disciplines moet men van ons geen voorstellen verwachten.'

Voor steviger plannen lijkt niet alleen de tijd, doch ook het bestuurlijke 'draagvlak' te ontbreken. Want de commissie wordt wel mede op aandringen van de minister ingesteld, maar formeel is alleen de akademie van wetenschappen er verantwoordelijk voor. Noch Ritzen, noch de universiteiten zijn gebonden aan wat de commissie bedenkt. Voor een doortastend actieplan zou zulke bestuurlijke binding onmisbaar zijn. Kennelijk ontbreekt daarvoor nog het gevoel van urgentie.

Het landelijk overleg van decanen in de natuur- en technische wetenschappen heeft de nieuwe commissie al wel gevraagd om eens te komen praten. Eén bruikbare boodschap stuurt men alvast vooruit: de geringe belangstelling voor de exacte studies is géén wereldwijd fenomeen. In sommige Europese landen, waaronder Duitsland, is de deelname veel groter. Het kan dus de moeite waard zijn om te kijken wat het geheim van die landen is.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.