Elsevier liet voor de universiteitentest het NIPO enquêtes houden onder studenten van de vijftien populairste studierichtingen in Nederland. Van elke universitaire opleiding werden honderd ouderejaarsstudenten geïnterviewd. De vragen gingen over de faciliteiten, de inrichting van de opleiding, de docenten, de studiebelasting en studieinhoud, de toetsing en de organisatie en communicatie van de faculteit.
Twee jaar geleden heeft Elsevier een vergelijkbaar onderzoek uit laten voeren. Ook toen kwamen Twente, Maastricht en de Vrije Universiteit Amsterdam als besten uit de bus.
Twente eindigt zoals gezegd met technische bedrijfskunde op een eerste plaats, maar heeft alleen Eindhoven als concurrent en het verschil is minimaal. UT'ers beoordelen hun faciliteiten beter dan TUE'ers. Maar de Eindhovense studenten zijn veel positiever over hun stagemogelijkheden. Studenten aan beide universiteiten zijn relatief vaak van mening dat er af en toe 'bedroevend slecht' wordt gedoceerd, al vinden ze dat in Eindhoven iets vaker. Maar over het geheel genomen worden de docenten toch met een voldoende beoordeeld.
Ook met bestuurskunde komt Twente er net iets beter af dan de concurrenten in Leiden en Rotterdam. Opnieuw springen de faciliteiten van de UT eruit. De kwaliteit van de werkcolleges en van de syllabi worden eveneens relatief goed beoordeeld. De samenstelling van het studieprogramma wordt slechts magertjes gewaardeerd, maar de inrichting van de opleiding zoals de aansluiting van de propedeuse op het doctoraal en de inhoud van de propedeuse worden redelijk goed gevonden. Wel beoordelen de Twentse BSK-studenten de haalbaarheid van propedeuse en doctoraal aanzienlijk lager dan hun collega's in Leiden en Rotterdam.
De Twentse studie werktuigbouwkunde scoort in vergelijking met die in Delft significant hoger. Het verschil met Eindhoven is kleiner. De Delftse studenten vinden hun studie eigenlijk niet haalbaar. In Twente en Eindhoven vinden de studenten dat althans de propedeuse nog wel te doen is. Ook de werktuigbouwers vinden de faciliteiten die de UT biedt relatief goed. Daarnaast beoordelen de Twentse studenten hun docenten, werkcolleges en syllabi, en de oefening in schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden aanzienlijk hoger dan hun Delftse vakbroeders.
Gemiddeld zijn studenten Engels het meest tevreden over hun studie. Biologie komt uit de enquête naar voren als de zwaarste studie. Studenten biologie zeggen gemiddeld 38 uur per week te studeren en 29 procent studeert zelfs meer dan veertig uur per week.
Aankomende communicatiewetenschappers (UvA en Nijmegen) zouden gemiddeld slechts 22 uur per week studeren. Dat is het laagste gemiddelde van de vijftien onderzochte studies. Ironisch genoeg beoordelen de studenten communicatiewetenschap de oefening in schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden met nog geen zesje. De communicatie faculteit-student krijgt helemaal een onvoldoende. Overigens is de UT-kopopleiding toegepaste communicatiewetenschap niet beoordeeld.
Over de hele linie zijn studenten ontevreden over de termijn waarbinnen ze de uitslagen van tentamens terugkrijgen. Bouwkundestudenten in Delft beoordelen die zelfs met een 2,9 (op een schaal van een tot tien).
Van de Wageningse universiteit werd slechts een studie (biologie) onderzocht. Daarmee eindigde de landbouwuniversiteit wel op een (gedeelde)eerste plaats.
