In de KIvI-considerans wordt chemisch-technoloog Westerterp geprezen wegens zijn bestuurswerk, gedurende 22 jaar, voor de Europese Federatie voor Chemische Technologie. Verder wordt met nadruk zijn grote betrokkenheid als wetenschapper bij de chemische industrie vermeld. 'Je zou kunnen zeggen dat mijn leerlingen industrie-minded zijn', bevestigt hij. Vanaf 1982 leverde zijn vakgroep Industriële Processen en Producten driehonderd studenten af en begeleidde Westerterp (tot nu toe) twintig promovendi.
Roel Westerterp ('die 'K'is van Klaas, maar die gebruik ik niet') is een van de weinige hoogleraren in Nederland die nog tot zijn zeventigste doorgaat. In 1998 zit zijn ambtstermijn erop. Die afspraak, vertelt hij, werd gemaakt bij zijn aanstelling tot buitengewoon hoogleraar. Dat was in 1977 en toen kon het nog net, want niet veel later werd de pensioengerechtigde leeftijd voor de hooggeleerde wetenschappers verlaagd tot 65 jaar.
Westerterps loopbaan wordt, zeker wat de begintijd betreft, gekenmerkt door een voortdurende afwisseling van banen bij het bedrijfsleven en de universiteit. In Delft studeerde hij, vlak na de oorlog, scheikundige technologie, waarna hij zes jaar bij Shell in Zuid-Amerika werkte in raffinaderijen en fabrieken, als technoloog en afdelingschef. Het wetenschapsbedrijf bleef echter trekken en zo verkaste de jonge ingenieur in 1958 weer naar Delft waar hij samen met zijn leermeester professor Kramers de School voor Reactorkunde oprichtte. 'In die tijd schreven Kramers en ik het eerste boek over dit onderzoeksveld en het werd direct een bestseller onder vakgenoten, mag ik wel zeggen. Later, in 1987, heb ik een nieuwe versie van het boek gemaakt, samen met de collega's Van Swaaij (UT) en Beenackers (Groningen, ex-UT)'.
In 1962, na vier jaar Delft, werd Westerterp directeur van NV Petrochemie AKU-Amoco in Delfzijl, een bedrijf met vijfhonderd werknemers. 'Toen de onderneming liep als een trein - ik meen me te herinneren dat er 80 procent dividend werd uitgekeerd', kreeg Westerterp een nieuwe job bij de AKU, waar hij werd aangesteld als financieel en commercieel directeur van de fine chemicals division met tweeduizend werknemers (de Algemene Kunstzijde Unie was de voorloper van het huidige AKZO-concern, red.). In 1970 volgde zijn overstap naar Philips Duphar in Amsterdam, welk bedrijf hij als technisch directeur 'met succes' wist te verkopen aan het Belgische Solvay. Sinds 1977 was hij al buitengewoon hoogleraar in Twente, twee jaar later volgde zijn voltijdse aanstelling in het vakgebied industriële processen en producten.
Wat wetenschappelijk gezien wellicht het meest tot de verbeelding spreekt, vindt hijzelf, is de wijze waarop hij -op verzoek van de toenmalige decaan J. Schuijer, vorm wist te geven aan het Hogedruklab, dat destijds een zieltogend bestaan leidde. 'Het staat nu vol met technische installaties, die op afstand bestuurd kunnen worden omdat de reactoren in een bunker staan. Er zijn maar een paar van deze labs op de wereld. Het wordt zeer intensief gebruikt, dat is uniek.' Het met NWO- en EG-gelden gefinancierde onderzoek in het hogedruklab concentreert zich op multifunctionele en polymerisatiereactoren.
Westerterp heeft veel onderzoek verricht naar runaways, het uit de hand lopen van de temperatuur in een reactor. De minzame hoogleraar herinnert zich een (redelijk) recente explosie bij DSM, waar een hydrogeneringsreactor uit elkaar knalde. 'We stelden later vast dat hun meettechniek om de temperatuur te meten, soms verkeerde aanwijzingen gaf. DSM was niet het enige bedrijf waar dat niet klopte. Ik heb later aan deskundigen onze ervaring weten over tebrengen.'
De kennisoverdracht van universiteit naar bedrijf loopt niet altijd even snel: 'Ik heb me nooit verbeeld dat een groot bedrijf als DSM zomaar één, twee, drie de denkbeelden van een hoogleraar overneemt. Sterker nog, ik denk dat het wel tien jaar kan duren voordat de industrie de kennis, zoals wij die als onderzoekers genereren, gebruikt.'
'De chemische industrie', aldus Westerterp, die diverse bedrijven in binnen- en buitenland adviseert, 'staat voor grote veranderingen. Het personeelsbestand wordt ingekrompen, Shell is daar een voorbeeld van. De behoefte aan chemisch-ingenieurs daalt, zeker in de research waar in de toekomst alleen nog gepromoveerden worden aangesteld. De bedrijfstak staat voor een nieuwe fase, ze is veel 'rijper' dan vroeger', geeft hij als oorzaak aan. 'De procesvoering verandert maar weinig, de opeenvolging van nieuwe processen voltrekt zich veel langzamer dan tot voor kort. Er wordt gekort op onderzoek. Dat betekent ook dat de mensen die wij opleiden steeds minder in de research terechtkomen, maar veel meer in het fabrieksontwerpen en de commerciële verkoop.'
Professor dr. ir. K.R. Westerterp