In de eerste plaats beveelt de commissie TW aan te bevorderen dat de afstudeerscripties ook op het punt van structurering voldoen aan de stellen eisen. Prof.dr. A. Bagchi, decaan van TW: 'Het gebrek aan communicatieve vaardigheden is een algemene klacht over technische studenten. Daar proberen wij met het vijfjarige curriculum iets aan te verbeteren. Een tweede aspect is dat een TW-opdracht een deel wiskunde en een deel toepassingen, techniek bevat. Het is altijd moeilijk dat goed te combineren en uit te leggen. Ook hebben studenten nu maar vier maanden de tijd voor hun afstudeeropdracht. Dat betekent dat zij bij het schrijven onder een grote tijdsdruk staan. In het vijfjarige curriculum is een veel langere opdracht gepland. Bovendien willen we met de docenten afspreken dat zij de studenten voldoende tijd gunnen voor de scriptie en hen daarin een goede begeleiding geven.'
Studiegids
Volgens aanbeveling twee is de studiegids 'niet in alle opzichten' helder en moet worden gestreefd naar verbetering. Waarop de commissie precies doelt weet Bagchi niet. 'Ik kan me voorstellen dat er hier en daar onduidelijkheden bestaan door veranderingen wegens onderwijsvernieuwing en de overgang naar het vijfjarige programma. Maar over een jaar of twee zal de situatie weer stabiel zijn.'
Als derde beveelt de commissie aan het bestaande beleid om alleen gepromoveerden aan te stellen in de wetenschappelijke staf en om te bevorderen dat niet gepromoveerden alsnog de doctorstitel behalen te continueren. Een constatering dus, vindt Bagchi, die niet echt meetelt.
Te zwaar
Voorts wordt elders in het rapport gemeld dat het derde trimester van het tweede jaar van de opleiding te vol en te zwaar is. Maar dat had de faculteit zelf al geconstateerd. In het nieuwe vijfjarige curriculum moet deze flessehals verdwijnen.
De UT wordt als voorbeeld aangehaald voor waar het het alumni-beleid betreft. Ook komt volgens de commissie in Twente de internationalisering goed tot haar recht, met name in de vorm van stages in het buitenland.
Een enkele uitzondering daargelaten worden alle wiskunde-opleidingen 'geplaagd' door een voortdurende en soms dramatisch omvangrijke daling van de studenteninstroom. In totaal daalde de instroom bij de negen wiskunde-opleidingen van 448 in 1985 tot 317 in 1993. De commissie meent dat dit op de niet te lange duur 'betreurenswaardige' gevolgen zal hebben voor de wetenschapsbeoefening en voor de handel en industrie in ons land.
Gissen
Over het waarom van de daling is het gissen. 'Een van de problemen met wiskunde is dat de studie geen eenduidige beroepsperspectieven geeft. Misschien zijn aankomende studenten door de prestatiebeurs ook bang voor een 'moeilijke' studie en de markt waarin je wiskundestudenten moet wervenis al zo klein.' De faculteit denkt er daarom over samen met de andere technische opleidingen van de UT te gaan werven in de Euregio (een deel van Duitsland), omdat zich daarin geen andere technische universiteiten bevinden.
Volgens de commissie moeten de oorzaken van de dalende belangstelling wellicht worden gezocht in 'bijvoorbeeld het weinig motiverend onderwijs in wiskunde in het vwo, dan wel en misschien in samenhang daarmee, in de slechte beeldvorming over het vak wiskunde bij het publiek.' Universitair opgeleide leraren zouden een 'bron van attractie' kunnen zijn. Maar hoewel het aantal belangstellenden voor universitaire lerarenopleidingen sterk is gestegen (van 17 in 1990 tot 82 in het afgelopen jaar) vindt de commissie de instroom nog steeds te gering.
Kloof
Bovendien meent de commissie dat sprake is van een toenemende kloof tussen vwo en universiteit. Over het nieuwe wiskundeprogramma voor de bovenbouw van het vwo, dat momenteel wordt ontwikkeld, is zij niet erg te spreken. Geconstateerd wordt dat het te veelomvattend is en bestaat uit te veel afzonderlijke eenheden, die weinig ruimte laten voor reflectie.
Zorg is er ook over de financiële gevolgen van de sterk dalende instroom. 'Bij sommige instellingen neemt de vermoedelijke krimp van de personeelsformatie in de komende jaren de vorm aan van een ramp', schrijft de commissie. Ook de situatie bij de verschillende bibliotheken wordt als 'bedreigend' beschouwt.
De commissie constateert dat het mogelijk is met een vierjarig programma studenten op te leiden die de titel doctorandus verdienen. Wel wordt geconstateerd dat de opleidingen aan de algemene universiteiten soms wat weinig tijd reserveren voor stage- en afstudeerwerk. Vooral echter op grond van de ontstane ongelijkheid beveelt de commissie aan ook de wiskunde-opleidingen aan de algemene universiteiten te verlengen.
Hele kluif
De technische opleidingen hebben minister Ritzen beloofd dat ze er met een vijfjarig curriculum voor zullen zorgen dat 80 procent van de studenten die de propaedeuse haalt binnen vijfeneenhalf jaar afstudeert. Gezien de huidige rendementen van de TW-opleiding zal dat nog een hele kluif worden. Na zes jaar heeft gemiddeld slechts 60 procent van de studenten de bul binnen. Overigens constateert de visitatiecommissie dat de overschrijding van de nominale studieduur deels wordt veroorzaakt door externe factoren waarop de opleiding toch geen invloed kan uitoefenen. 'Verder kan de vraag worden gesteld of hier wel echt sprake is van belemmering of vertraging van e studie, zoals men wel schijnt te menen en of soms niet beter gesproken kan worden over een nuttige besteding van de beschikbare tijd.'
Plan
Maar TW heeft een plan bedacht om het rendement te verhogen. 'Wij willen proberen de studenten in één blok van de propaedeuse naar de doctoraalfase te laten overgaan. Als kansrijke studenten een deficiëntie hebben in een of meerdere vakken zullen wij ze vanaf het derde trimester en in de zomer speciale aandacht geven zodat ze die tentamens aan het eind van de zomer alsnog halen. Daarna kunnen ze dan fris beginnen met de doctoraalfase.'
![]()