Alleen in het eerste jaar zijn studenten zeker van een beurs. In het tweede jaar hangt de hoogte van hun beurs af van het aantal studiepunten dat ze halen. En voor de rest van hun studie moeten zij geld lenen. Dat is de kern van het gezamenlijke voorstel. Het plan is opgesteld door een werkgroep van de VSNU, de vereniging van universiteiten. Toen het bijna klaar was, bleek dat zowel de universiteiten als de hogescholen, verenigd in de HBO-Raad, erachter konden staan.
Voorzitter van de werkgroep was Th. Stoelinga, collegevoorzitter van de Nijmeegse universiteit. In het eerste jaar krijgt elke student in Stoelinga's stelsel 10.000 gulden als beurs. Eenzelfde bedrag kan hij ook in zijn tweede jaar krijgen, maar dan moet hij in het eerste jaar wel álle studiepunten halen. Als hij slechts de helft van zijn punten haalt, krijgt hij 5.000 gulden. Bij nog minder punten krijgt hij niets.
Voor de rest van de studie moeten studenten bijverdienen, bij hun ouders aankloppen of lenen. Na twee jaar studie kunnen ze volgens de universiteiten en hogescholen wel overzien welke risico's ze met een lening lopen. De angst voor studieschulden zal hen er daarom niet van weerhouden te gaan studeren. Dat gebeurt onder het huidige stelsel wel, denken VSNU en HBO- Raad.
Rijke ouders
Het plan gaat ervan uit dat een student 15.000 gulden per jaar nodig heeft. Ook in zijn eerste twee jaar heeft hij dus niet genoeg aan de 10.000 gulden beurs. Alleen studenten uit minder rijke milieus kunnen de eerste twee jaar maximaal 5.000 gulden aanvullende beurs krijgen.
Volgens VSNU en HBO-Raad moeten studenten over de tweede fase van hun studie afspraken maken met hun universiteit of hogeschool. In een individueel `studieplan' moeten zij vastleggen hoeveel geld ze willen lenen en wanneer ze dat ontvangen, maar ook hoe snel ze willen studeren en hoeveel tijd ze besteden aan werk naast hun studie.
Studenten mogen een studie waarvoor vier jaar staat over tien jaar uitsmeren. Zij krijgen echter maar voor ten hoogste vijf (voltijdse) jaren geld. Dat is dus 75.000 gulden: 20.000 gulden beurs en 55.000 gulden aan leningen. Wie recht wil hebben op dit geld, moet wel aan een studie beginnen voor hij 25 jaar is.
De OV-kaart verdwijnt als het aan de universiteiten en hogescholen ligt, net als het verschil tussen uit- en thuiswonende studenten. Van het bedrag van 15.000 gulden kunnen studenten leven, betoogt Stoelinga, en of ze dat besteden aan kamerhuur of aan reiskosten, moeten ze zelf maar beslissen. Dat houdt het systeem eenvoudig.
Het stelsel kost volgens eigen berekeningen van VSNU en HBO- Raad zo'n 160 miljoen gulden per jaar meer dan het huidige. Daarnaast kost de overgang van het huidige stelsel naar het nieuwe veel geld, zo'n 2,8 miljard gulden. Minister Ritzen reageert niet enthousiast. Volgens hem komt er te veel geld terecht bij kinderen van rijke ouders en te weinig bij 'studenten die het echt nodig hebben'. Dezelfde kritiek komt uit de hoek van de Tweede-Kamerfracties van PvdA en D66 en ook de VVD heeft 'een hele serie vraagtekens'.
De landelijke studentenbonden LSVb en ISO zijn 'verbijsterd' over het plan. Volgens hen zal het vooruitzicht van hoge studieschulden studenten blijven afschrikken, ook als ze die schuld pas in de tweede helft van de studie oplopen. De toegankelijkheid van het onderwijs neemt daardoor eerder af dan toe, zeggen zij.