Nederland en Frankrijk gaan meer samenwerken op onderzoeksgebied. Beide landen hebben daar elk 150 duizend gulden per jaar voor over. Het potje is bedoeld om er de reis- en verblijfskosten van jonge onderzoekers uit te betalen.
Minister Ritzen en de Franse staatssecretaris d'Aubert (onderzoek) hebben vorige week hun handtekening gezet onder het Van Gogh-programma. Doel van dit nieuwe programma is om wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de twee landen te bevorderen en de uitwisseling van jonge, veelbelovende onderzoekers te stimuleren.
Het Van Gogh-programma werd gepresenteerd bij de ingebruikname van de deeltjesversneller AGOR. Deze versneller is gebouwd in Frankrijk en vervolgens overgebracht naar het Kernfysisch Versnellers Instituut in Groningen. Voor de ontwikkeling en bouw van AGOR stelden zowel het Nederlandse als het Franse onderwijsministerie 45 miljoen gulden beschikbaar.
Het Van Gogh-programma wordt met veel minder geld toebedeeld. Elk land steekt er per jaar 150 duizend gulden in. Jonge onderzoekers kunnen uit het fonds maximaal twee jaar een vergoeding krijgen voor hun reis- en verblijfskosten. Zij moeten dan wel meewerken aan een samenwerkingsproject dat goedgekeurd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en diens Franse zusterorganisatie.