'Wetenschap is net topsport'

| Redactie

Het gaat goed met de vakgroep Supramoleculaire Chemie en Technologie. Het onderzoek werd onlangs door de VSNU over de hele linie als excellent beoordeeld. En dit jaar gaat de CT-vakgroep als allereerste Nederlandse groep deelnemen in een Japans onderzoeksprogramma: een project met de Kyushu Universiteit waarmee twintig miljoen dollar is gemoeid. Drijvende kracht achter de opmerkelijke successen is prof.dr.ir. David Reinhoudt. 'Het is relatief makkelijk om als groep te scoren. Het is veel moeilijker om met het niveau van het vakgebied mee te groeien.' Een portret.

Reinhoudt blijkt van de mooie VSNU-beoordeling niet bijzonder te hebben opgekeken.'Ik zou het persoonlijk als een teleurstelling hebben ervaren als wij niet bij die 10 procent excellente groepen in chemisch Nederland hadden gezeten', zegt de hoogleraar zelfverzekerd.

Tenslotte publiceert zijn vakgroep van alle Nederlandse chemiegroepen het frequentst in The Journal of the American Chemical Society en Angewandte Chemie: 'Hoewel je ook hoog op de citatie-index komt als je ergens iets heel doms hebt beweerd, zegt dat natuurlijk wel wat.'

Publiceren in deze internationale toptijdschriften is voor een wetenschapper veel interessanter dan een VSNU-beoordeling, zegt Reinhoudt. Ja, het is het allerhoogste: 'Iedereen vecht om in die tijdschriften te komen, want dan weet je dat je tot de absolute wereldtop behoort.'

De groep van Reinhoudt verricht toonaangevend onderzoek op het gebied van supramoleculaire chemie en technologie, een nieuwe loot aan de stam van de organische chemie. Het vakgebied is gebaseerd op het verschijnsel van moleculaire herkenning, waarbij een gastheermolecuul (receptor) en een gastmolecuul elkaar herkennen en vervolgens samen een complex vormen. Deze 'associatieve binding' tussen moleculen, die in de natuur voorkomt bij biochemische processen zoals enzymreacties en DNA-replicatie, is zwakker, maar ook flexibeler dan de gewone 'covalente binding' tussen atomen binnen moleculen.

Bouwstenen

Met behulp van moleculaire herkenning bouwen Reinhoudt en zijn onderzoekers grote moleculen en supramoleculaire structuren op uit individele moleculen. Vooral 'holle' receptormoleculen zoals cirkelvormige 'kroonethers' en vaasvormige 'calixarenen' zijn als 'bouwstenen' zeer geschikt.

De techniek wordt toegepast in chemische sensoren voor bijvoorbeeld het opsporen en meten van gassen in industriële proceslucht en chemische filters voor het verwijderen van zware metalen uit afvalwater.

Reinhoudt: 'Supramoleculaire chemie is een echte enabling technology. We vertalen moleculaire eigenschappen van individuele moleculen in macroscopische eigenschappen van materialen.' Terwijl de fysici binnen de nanotechnologie ('een nogal raar buzz-word', vindt Reinhoudt, 'er bestaat toch ook geen kilometertechnologie') van groot naar klein werken, doen de chemici dat als het ware van klein naar groot.

De ontwikkeling is stormachtig. 'We gaan naar steeds grotere moleculen toe, mede door de grote vooruitgang in detectie- en analysetechnieken. Wat we vroeger een groot molecuul noemden is nu een simpele bouwsteen. Ik hoop nog mee te maken dat we letterlijk één enkele molecuul kunnen bekijken en manipuleren. Ik denk dat we binnen vijf jaar zo ver kunnen zijn.'

Spannende mogelijkheden doemen op, zoals digitale informatieopslag op moleculair niveau. Dat gaat met 'moleculaire schakelaars': holle receptormoleculen met daarin een 'tuimelend molecuul' dat door een elektrischepuls aan of uit gaat staan. Met zo'n schakelaar kun je één bit informatie per eenmiljoenste vierkante millimeter opslaan. Dat opent het perspectief op moleculaire geheugenchips en optische computergeheugens.

Reinhoudt is ook doende met 'zelforganiserende' monolaagjes van receptormoleculen op goud voor toepassing in 'chemfets', chemische transistoren die moleculaire herkenning omzetten in een elektrisch signaal.

Een fascinerende materie waarin de supramoleculaire chemie en de biochemie elkaar naderen, zegt hij. 'Als je het hebt over zelfreplicerende moleculen die zichzelf leren synthetiseren, raak je aan fundamentele vragen als hoe de eerste organische moleculen en het leven zijn ontstaan.'

Antibioticum

David Reinhoudt studeerde in 1966 in Delft af als chemisch technoloog. Hij promoveerde in 1969 op de organische synthese van een antibioticum, werkte als onderzoeker bij Shell, was buitengewoon hoogleraar en is sinds 1978 werkzaam als hoogleraar organische chemie in Twente.

Een dertigjarige carrière die meteen de hele geschiedenis van de supramoleculaire chemie omvat. Toen Reinhoudt nog studeerde legde de Dupont-onderzoeker Charles Pedersen de grondslag van het vak. 'Dat was de geboorte van het vak.' In 1967 verscheen de allereerste publicatie.

Het jaar daarop hoorde Reinhoudt Howard Simmons, Pedersens baas, in Delft spreken over moleculaire herkenning. Hij was meteen verkocht. Onverholen geestdrift klinkt door in Reinhoudts stem als hij de herinneringen weer ophaalt. 'Ik was gefascineerd! Die moleculaire herkenning was veel leuker dan de covalente binding. Het was eigenlijk primitieve communicatie tussen moleculen, het doorgeven van signalen via chemische reacties.'

De opkomst van het vak was aanvankelijk bescheiden. Midden jaren tachtig volgde de doorbraak. Reinhoudt zat in de voorste linie. Dat was niet alleen eigen verdienste, beklemtoont hij: 'Soms moet je als wetenschapper gewoon geluk hebben. Toen ik voor dit vakgebied koos en naar Twente kwam, kon ik absoluut niet voorzien dat we de wind zo mee zouden krijgen.'

Wat vindt hij zelf zijn beste bijdrage? Reinhoudt denkt na, zegt dat het altijd gaat om een heel proces. 'In de wetenschap wordt zelden iets vanuit het niets bedacht. Het is meer evolutie dan revolutie.' Maar vooruit: dat idee om moleculen te bouwen op een monolaagje van goud; een goed gedefinieerd oppervlak waarop de moleculen zich als tinnen soldaatjes ordelijk laten rangschikken via de moleculaire aantrekkingskracht.

Vaandel

Hij is, zegt hij, chemisch technoloog. Toepasbaarheid staat dus hoog in het vaandel. 'Ik onderzoek nooit iets alleen om iets te weten te komen, altijd om iets te maken.' Daarom was hij in zijn nopjes met het feit dat de VSNU-beoordelingscommissie de groep qua 'relevantie' ook excellent noemde.

De aloude kloof tussen pure en toegepaste chemie bestaat echter niet meer. 'De grenzen tussen die twee gebieden vervagen. De wetenschap vertechnologiseert en de technologie verwetenschappelijkt. Dat geldt in het algemeen. Kijk naar een instituut zoals MIT. Een klassieke universiteit zoals Harvard doet tegenwoordig meer technologisch onderzoek dan wie ook.'

Die grensvervaging treedt zeker op in de supramoleculaire chemie, zegt Reinhoudt. 'Ons onderzoek wordt steeds meer interdisciplinair en probleemgestuurd.' Zo werkt Reinhoudts groep binnen MESA samen met EL-ers en TN-ers. Interdisciplinaire samenwerking vindt ook plaats binnen de landelijke Stichting Supramoleculaire Chemie.

Heeft Supramoleculaire Chemie met al dat onderzoek nog wel tijd en aandacht voor het reguliere onderwijs en de studenten? Jazeker, zegt Reinhoudt. De vakgroep verzorgt het CT-basisvak organische chemie en practica synthese.En ieder staflid doet een eerstefase-hoorcollege. Reinhoudt zelf geeft nog altijd een derdejaars college over industriële toegepaste chemie.

Maar goed, veel is het niet. 'Ik heb te lang in de industrie gezeten. Veel mensen kunnen die hoorcolleges beter geven dan ik. Ik doe weer een hoop zaken die een ander niet kan doen. Zo besteed ik veel tijd aan allerlei externe, landelijke of internationale aangelegenheden.'

'Maar ik ben redelijk op de hoogte van wat mijn aio's doen, al spreek ik ze niet dagelijks. Ik probeer er zoveel tijd in te steken dat ik mensen die op een dood spoor zitten verder kan helpen. Ik heb nog steeds maar heel kort nodig om de draad van een eerder gesprek weer op te vatten. Als dat niet meer het geval was zou ik stoppen met dat bestuurlijk werk.'

Keuzes

Het leven van een hoogleraar als Reinhoudt gaat over keuzes: onderzoek, onderwijs, bestuur, internationale contacten enzovoort. 'Je kunt je niet meer op één ding concentreren. Je moet een balans vinden.'

Reinhoudt besteedt zijn tijd dus optimaal. 'Soms bedenk ik 's ochtends iets op de fiets. In de trein lees ik veel. En ook als je op weg naar een congres tien uur in het vliegtuig zit kun je veel lezen.'

'Wat ik doe past niet in een 35-urige werkweek. Ik heb geen tijd voor iets anders. Mijn werk is mijn hobby', aldus Reinhoudt.

Staat hij zelf nog wel eens in het lab? 'Nee. Ik doe geen proeven meer, ik zou veel apparatuur trouwens niet eens meer kunnen bedienen. Wat ik wel doe is proeven bedenken, resultaten bespreken, nieuwe wegen wijzen.'

Hij zucht. 'Wat het meest van je vraagt is dat iedereen altijd wat van je moet. Je runt als leider van een grote groep toch een soort bedrijfje. Ik voel altijd de verantwoordelijkheid voor mensen die van je afhankelijk zijn.'

Hoewel Reinhoudt diverse bestuurlijke functies binnen de universiteit heeft gehad, zoals voorzitter van de faculteitsraad van CT, ligt zijn hart er niet, daarover laat hij geen misverstand bestaan. 'Als ik denk aan die MUB-discussies aan de UT waar uiteindelijk niemand iets mee opschiet... Aan dat soort vergadercircuits heb ik een uitgesproken hekel', bromt hij.

'Ik haat het over dingen te moeten praten waar ik geen verstand van heb. En ik hou niet van eindeloos gepraat over structuren. Ik praat graag over concrete inhoud. Daarom heb ik nooit een bestuurlijke functie geambieerd.'

Iets anders is zijn plaatsvervangend voorzitterschap van de Stichting Technische Wetenschappen (STW). Deze zware functie vervult hij met veel plezier. 'Dat komt omdat er een echte vakinhoudelijke kant aan zit.'

Riant

Geldzorgen heeft Reinhoudt niet, dankzij een tamelijk riante positie in de tweede geldstroom. Met gemiddeld tien STW/SON-promovendi is zijn groep een van de grotere in Nederland. 'We hebben niet te klagen', erkent hij. 'Maar we moeten hard werken om dat geld binnen te krijgen.'

De bureaucratie van het STW-aanvragencircus neemt hij echter graag voor lief. 'Het dwingt je om steeds iets nieuws te verzinnen.' Hij is in het algemeen een fan van de tweede geldstroom. 'Daar goed in scoren is de beste maatstaf voor wetenschappelijke kwaliteit.' Daarom wil Reinhoudt liefst een verdere verschuiving van eerste naar tweede geldstroom. 'Je moet toewijzen op basis van kwaliteit, en niet op allerlei historische gronden.'

Van de toepassingsdwang binnen de derde geldstroom heeft zijn vakgroep geen last. 'De grote bedrijven waarmee wij samenwerken, zoals Shell of Akzo, zijn in onze kennis geïnteresseerd. Bijna altijd maken wij de projectvoorstellen zelf. Echt contractonderzoek doen we eigenlijk nooit. Overigens is bij supramoleculair onderzoek de toepassing nooit ver uit het zicht.'

Reinhoudt vindt wel dat de Nederlandse overheid vergeleken met andere landen veel te weinig geld uitgeeft aan onderzoek. 'Het budget van STW zou eigenlijk verdubbeld moeten worden. Dat zou voor een groep als de onze zeer gunstig zijn.' Maar hij moet erkennen dat ook internationale concurrenten als de ETH in Zürich steeds minder onderzoeksmiddelen krijgen.

Makkelijk

Reinhoudt slaagt er naar eigen zeggen goed in om 'zijn mensen' kwijt te raken. Veel afgestudeerden promoveren, aan de UT of elders, en zwermen vervolgens uit naar gerenommeerde instituten als ETH Zürich, Oxford en Cambridge, en multinationals als Shell, Philips en DSM. Ondanks de arbeidsmarktproblemen in de chemie gaat de doorstroming volgens hem nog betrekkelijk makkelijk, vooral voor de 'topmensen'.

Zelf heeft Reinhoudt vertrek naar het buitenland - misschien een prestigieuze Amerikaanse universiteit? - nooit overwogen. Hij is aan de faculteit en de UT verknocht. 'Ik ben hier met niks begonnen, zonder één promovendus en met een kleine vaste staf, en heb de vakgroep uitgebouwd tot de grote groep die het nu is. En ik voel me thuis in het Nederlandse systeem.'

Naar de industriële R&D heeft hij nooit teruggewild. 'Het is tegenwoordig amper nog mogelijk om binnen de industriële R&D langdurig aan het front van de wetenschap te verkeren. Onderzoekers moeten van functie veranderen, doorschuiven naar het management. Bovendien doen grote bedrijven steeds minder grensverleggend fundamenteel onderzoek. De centrale laboratoria van de chemische industrie zijn bijna allemaal uit Nederland verdwenen.'

Daar staat tegenover dat de samenwerking tussen industrie en universiteit - sinds de jaren-zeventig polarisatie tussen sociaal engagement en kapitalisme is verdwenen - nergens zo goed is als hier, vindt Reinhoudt. 'Een organisatie als STW, die de financiering van wetenschappelijk onderzoek koppelt aan marktgerichte utilisatie, is uniek in de wereld.'

Erkenning

De erkenning en waardering zijn Reinhoudt allerminst naar het hoofd gestegen. Hij is er de man niet naar om op zijn lauweren te gaan rusten. 'Ik kan best genieten van een mooi succesje. Maar meteen daarna vraag ik me alweer af wat er nu weer moet gebeuren. Terugblikken ligt niet mijn aard. Een publicatie die af is, vergeet ik meteen.'

De CT-hoogleraar benadert de wetenschap naar eigen zeggen als 'topsport'. 'Ik ben nooit tevreden. Als je tevreden bent, houdt het op. Dat is weleens lastig voor mijn omgeving.' Succes is nooit absoluut begrensd, peinst hij. 'Succes is niet iets van blijvende waarde, het gaat voorbij.'

Het is dan ook noodzakelijk om scherp te blijven. 'Het is relatief gemakkelijk om als onderzoeksgroep te scoren. Het is veel moeilijker om met het niveau in het vakgebied mee te groeien. Dat is veel hoger dan tien jaar terug. Publicaties die toen absolute top waren zijn nu doorsnee.'

Hij is het dan ook niet eens met critici die vrezen dat de academische scoringsdrift de wetenschap schaadt. 'Zonder competitie geen niveau. Prikkels zijn goed. Ik geloof niet dat teveel competitie het niveau van de wetenschap bedreigt. De bedreiging zit in een gebrek eraan.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.