De textielindustrie was in het begin van de jaren zestig een van de redenen om de derde Technische Hogeschool naar Twente te halen. De bedrijfstak was een belangrijke economische en sociale factor in de regio, die wetenschappelijke ondersteuning heel goed kon gebruiken. Eén van de leerstoelen bij de nieuwe faculteit Chemische Technologie werd dus Textieltechnologie. Maar toen het bergafwaarts ging met de textiel in Enschede en omstreken, verloor de leerstoel gaandeweg zijn glans en omvang.
De tijden zijn veranderd. Voor de voltijdshoogleraar van toen kwam een bijzonder hoogleraar voor één dag in de week in de plaats, die wordt betaald door de Stichting Technologie van Gestructureerde Materialen. Een bescheiden herstart zou je kunnen zeggen.
De komst van Warmoeskerken, die werkzaam is bij Nijverdal Ten Cate, lijkt een breuk met het verleden. Dat komt niet alleen door zijn enthousiasme, maar ook door zijn manier van werken: samenwerking met de industrie wordt tegenwoordig hoog gewaardeerd. Wie daaruit concludeert dat Warmoeskerken nogal toegepast onderzoek doet, heeft het mis. De hoogleraar ziet het als zijn taak om onderzoek te doen naar textiel dat baanbrekend van aard is. Andere instellingen zoals TNO, zijn voor het toegepastere werk. Daar werkt hij graag mee samen, maar hij doet wat anders.
Is textiel dan een soort materiaal dat voor fundamenteel onderzoek in aanmerking komt?
'Zeker, textiel is vergelijkbaar met andere materiaalsoorten als keramiek en polymeren. Niet alleen zijn er volop wetenschappelijke problemen, maar ook levert de textiel een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Die bijdrage is zelfs groter dan die van de vliegtuigbouw en de scheepsbouw. Om ervoor te zorgen, dat dit belang op de lange termijn gehandhaafd kan blijven, is wetenschappelijk onderzoek een vereiste.'
Welke ontwikkelingen spelen er binnen de textielindustrie?
'Ik signaleer twee trends. Ten eerste: bedrijven krijgen steeds hogere eisen opgelegd ten aanzien van milieu en veiligheid. Bij het verven komt lang niet alle verf zonder meer op het textiele weefsel terecht komt; om de afvalstroom te verkleinen zullen verbeteringen aan materiaal en reactoromstandigheden moeten plaatsvinden. Deze verbeteringen vereisen veel kennis over de eigenschappen van textiel, zoals de stroming in de poriën van een weefsel en de bindingsmechanismen tussen textiel en kleurstof. De tweede trend: de textielindustrie wil en moet een kennisintensievere bedrijfstak worden. Natuurlijk heeft dat directe invloed op de kwaliteit en de kostprijs van het product en daarmee op de concurrentiepositie.'
Doet u onderzoek naar het hele proces of een gedeelte ervan?
'Het maken van een textiel materiaal omvat een aantal stappen. Het begint met de vezel, van katoen, nylon, Lycra of wat anders. Daarna moet er garens gesponnen worden en weefsels geweefd. Tot slot wordt het weefsel veredeld; het ruwe doek wordt gewassen, geverfd, bedrukt, gedroogd of op andere wijze bewerkt.Met dat laatste houd ik me bezig; en daarvoor heb ik kennis nodig uit alle takken van de chemische technologie. Bindingsmechanismen, stromingsleer en katalyse zijn belangrijke deelgebieden. Naast experimenteel onderzoek wil ik daarvoor ook van computerberekeningen aan moleculen en grotere deeltjes gebruik maken.'
Bent u in staat om zoveel verschillende onderzoekstechnieken te gebruiken?
'Als je een complex probleem wilt oplossen, moet je het onderzoek multidisciplinair aanpakken. Dat geldt ook voor mijn onderzoek hier. Doe je dat niet, dan kom je niet verder dan adviseur in de textiel en dat is mijn ambitie niet. De kennis uit de disciplines zul je moeten combineren, bijvoorbeeld door samen te werken. Dat kan binnen de faculteit, maar ook daarbuiten. Op ieder van de vier genoemde niveaus oppervlak, porie, grensvlak en reactie gaat binnenkort een samenwerkingsproject van start, waarbij externe financiering voor promovendi gevonden wordt. Deze externe financiering biedt mij de mogelijkheid om het budget van de Stichting te gebruiken voor de aanschaf van meer apparatuur en voor een ruimere aanstelling van mijn wetenschappelijke staf. Voorheen ging dat op aan de ene promovendus van de groep.'
Is er volgens u voldoende belangstelling voor de leerstoel binnen de faculteit?
'Vooral de aandacht van studenten baart me zorgen. Het probleem is dat je voor textiel de handen niet op elkaar krijgt, zoals voor biomedische materialen. En bovendien denken veel studenten binnen de faculteit bij textiel vooral aan spinnen en weven. Hoewel het gewoon om keiharde chemische technologie gaat.' De hoogleraar probeert studenten te trekken door mee te doen aan alle mogelijke structuren; de vakgroep laat zich weer zien in het verplichte prakticumprogramma en heeft zich aangesloten bij de Onderzoeksschool voor Procestechnologie (OSPT). Daarnaast participeert ze in een Erasmus-uitwisselingsprogramma. 'Maar we zullen ons moeten bewijzen', beseft Warmoeskerken. 'Studenten zijn de consumenten en die zijn zeker niet achterlijk'.
Wat zijn uw doelen voor de komende jaren?
'Binnen twee jaar wil ik dat we als groep Textieltechnologie weer zichtbaar zijn binnen de technische wereld met een aantal promovendi en studenten. Ik ben ervan overtuigd dat dat een realiseerbaar doel is. Dankzij mijn ervaring van acht jaar industrie en twaalf jaar universiteit weet ik wat mogelijk is. En het is natuurlijk jammer dat ik hier maar een dag per week ben. De textiel verdient meer; eigenlijk wil ik duidelijk maken, dat de toenmalige Technische Hogeschool Twente in de zeventiger jaren een foute beslissing genomen heeft om de fulltime leerstoel op te heffen.'