Kwaliteit rechtenstudies bedreigd door ongemotiveerde studenten

| Redactie

De kwaliteit van de rechtenopleidingen in Nederland wordt nog steeds vooral bedreigd door de massale toestroom van studenten. Veel studenten zijn ongemotiveerd en werken niet hard genoeg. Dat stelt de visitatiecommissie die de kwaliteit van het rechtenonderwijs onder de loep heeft genomen. Het rapport van de commissie, onder leiding van de Vlaamse hoogleraar Storme, verscheen afgelopen dinsdag. Ook een vorige commissie, in 1991, beklaagde zich al over de kwantiteit en de kwaliteit van rechtenstudenten.

In het algemeen vindt de commissie-Storme dat de faculteiten niet genoeg inspelen op de kenmerken van hun studenten. Met name in de propedeuse zouden zij zich ten doel moeten stellen hun studenten te enthousiasmeren, maar op één faculteit na (die van Leiden) doet niemand dat. Vaak voeren hoorcolleges de boventoon. En werkcolleges glijden vaak af tot hoorcolleges doordat er te veel studenten meedoen en doordat het gros van hen zich nauwelijks inzet.

Laag

De studierendementen zijn laag en de gemiddelde studieduur van rechtenstudenten is met 5,9 jaar langer dan die in welke andere studie dan ook. Noch de faculteiten noch de studenten wijten dat echter aan zichzelf, stelt de commissie vast. Toch is volgens haar een aantal studiebelemmerende factoren vrij simpel weg te nemen. Zo moet voor meer studieonderdelen deelnameplicht ingevoerd worden, moeten de tentamens beter gepland worden en moet zelfstudie van studenten beter begeleid worden.

De visitatiecommissie pleit ervoor landelijk af te spreken hoe het onderwijs in de propedeuse eruit moet zien. Slechts een klein deel van het propedeuse-onderwijs zou elke faculteit zelf moeten invullen. De faculteiten moeten zich dan vooral via specialisaties in het doctoraal van elkaar onderscheiden. Dat stelt studenten in staat over te stappen van de ene universiteit naar de andere om daar een specialisatie te volgen.

Kwaliteit

Over de kwaliteit van het geboden onderwijs is de commissie te spreken: die is `behoorlijk'. De verschillende vakken krijgen `evenwichtige aandacht' en de opleidingen zijn van `academisch niveau'. Voor een rangorde van faculteiten ziet de commissie geen aanleiding. 'Wanneer de afgestudeerden van alle rechtenfaculteiten een tentamen zou worden afgenomen', stelt het rapport, 'dan zou het de commissie niet verbazen als de eindscores verrassend gelijk zouden zijn.'

Over het geheel genomen krijgt vooral de faculteit van de Katholieke Universiteit Brabant veel lof toegezwaaid, terwijl de klassieke faculteiten van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht in nogal zuinige bewoordingen worden beoordeeld.

- VRIJE UNIVERSITEIT. De hardste noot wt de VU betreft kraakt het visitatierapport over de aio-opleiding. Die wordt `op alle fronten onder de maat' genoemd. Maar verder is de commissie goed te spreken over de rechtenopleiding aan de VU. De faculteit vraagt zelfstandigheid van de student, en dat waardeert de commissie. Doordat de opleiding kleinschalig is, verlopen de contacten tussen docenten en studenten beter dan elders. Maar door personeelsgebrek wordt de onderwijsfilosofie toch niet genoeg waargemaakt. Metname in de doctoraalfase worden studenten 'meer op zichzelf teruggeworpen dan onderwijskundig wenselijk is'. In die fase lopen veel studenten dan ook vertraging op. Desondanks onderscheidt het studierendement aan de VU zich positief van het landelijk gemiddelde. 85 Procent van wie de propedeuse haalt,

slaagt uiteindelijk voor de hele studie. Dat is duidelijk meer dan het gemiddelde. Volgens de commissie maken de VU-studenten `een gelukkige en tevreden indruk'.

- UNIVERSITEIT MAASTRICHT. De commissie heeft waardering voor het probleemgestuurd onderwijs van de Maastrichtse rechtenstudie, dat met name het onderwijs in vaardigheden ten goede komt. Het rendement noemt de commissie `opmerkelijk hoog', en ook dat schrijft de commissie toe aan het onderwijssysteem. Storme en de zijnen zijn echter bang dat studenten in Maastricht te veel vrijheid wordt geboden. De ruimte voor eigen keuzes is met anderhalf jaar groter dan de commissie wenselijk vindt, en dat komt de samenhang in studiepakketten niet ten goede. De opleiding aan de European Law School werd niet door de visitatiecommissie bezocht; die is nog maar anderhalf jaar bezig. Het rapport is overigens geen voorstander van aparte studies Europees recht; het vak kan beter in de gewone rechtenstudies ingebouwd worden.

- ERASMUS UNIVERSITEIT. Het rechtenonderwijs aan de Erasmus Universiteit is sinds de vorige visitatie verbeterd, vinden Storme en de zijnen. Vanouds stelt de Rotterdamse opleiding zich ten doel de verwevenheid tussen recht en maatschappij te belichten. Maar daarvan komt volgens het visitatierapport met name in het doctoraal weinig terecht. De faculteit zelf bezint zich nu ook op die doelstelling. Het belangrijkste kritiekpunt van de commissie is de grote vrijheid voor studenten om zelf de studie in te delen. Dat werkt studievertraging in de hand en leidt tot onsamenhangende studiepakketten. Ook op dit punt is de faculteit al aan het werk: zij is van plan het aantal verplichte vakken in de doctoraalfase uit te breiden. Verder heeft de commissie nog het een en ander aan te merken op de onderwijsvormen - die 'doen zeer traditioneel aan' - en vinden de visiteerders het een slechte zaak dat een scriptie niet altijd verplicht is.

- KATHOLIEKE UNIVERSITEIT BRABANT. Voor het Tilburgse rechtenonderwijs heeft de commissie veel lof. De rechtenopleidingen zijn er ingericht volgens het concept van het `studentgericht onderwijs', en de invoering daarvan (in 1992) heeft ertoe geleid dat er aan de KUB goed nagedacht is over het onderwijs. Dat werpt zijn vruchten af. De commissie is bij voorbeeld goed te spreken over de

afwisseling van werkvormen en ook over de gestroomlijnde manier waarop studenten keuzevrijheid wordt geboden. Al met al biedt de KUB een `gedegen opleiding'. Een minpuntje is de opleiding fiscaal recht; die is in Tilburg, zoals ook elders, te zwaar. Ook heeft de commissie aanmerkingen op de scriptie. Die kan vervangen worden door een stageverslag, en daar is de commissie geen voorstander van. Ook bij de beoordeling van de scripties plaatst de commissie kanttekeningen. De Europees-juridische opleiding werd niet door de visitatiecommissie bezocht; die is nog maar anderhalf jaar bezig. Het rapport is overigens geen voorstander van aparte studies Europees recht; het vak kan beter in de gewone rechtenstudies ingebouwd worden.

- KATHOLIEKE UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Nijmegen typeert de commissie als een `klassiek getinte rechtenfaculteit', die `een wat behoudende indruk' maakt. Doordat de faculteit klein is, is de sfeer er `vriendelijk'. Het onderwijs is er aan de zware kant, maar `inhoudelijk van goed niveau'. De commissie heeft echter ook een serie aanmerkingen. Er wordt weinig aandacht besteed aan kritisch denkvermogen. En het zelfstandig leervermogen wordt `eerder ondanks dan dankzij' het onderwijs ontwikkeld: de student wordt simpelweg aan zichzelf overgelaten. Ook het gegeven dat studenten in de vakkenkeuze van hun vierde jaar geheel vrij gelaten worden, stoort de commissie. Storme en de zijnen zijn ten slotte `niet overtuigd' van het bestaansrecht van de Nijmeegse opleiding recht in Europa.Europees recht kan volgens hen beter in de gewone opleidingen aan de orde komen.

- RIJKSUNIVERSITEIT LEIDEN. De Leidse rechtenopleidingen zijn `vakinhoudelijk van goede tot zeer goede kwaliteit', oordeelt de commissie-Storme. Wel wordt er een zware wissel getrokken op de zelfstandigheid van studenten: die moeten zich met weinig contacturen en veel keuzevrijheid te midden van vele medestudenten zien te handhaven. Dat is misschien te veel gevraagd, merkt de commissie voorzichtig op. De meeste kritiek bevat het rapport op de voorzieningen waarmee de Leidse rechtenstudent het moet doen. De colleges worden weliswaar gegeven in mooie, eeuwenoude panden, maar de zalen zijn `qua ruimte, zitcomfort en akoestiek' ongeschikt. En de bibliotheek is over te veel panden verspreid om goed mee te kunnen werken. De commissie vindt verder dat de Leidse juristen eens goed moeten nadenken over werkvormen. Die lopen per opleiding nogal uiteen. Met name dat de opleiding notarieel recht geen enkele werkgroep kent, betreurt de commissie. Ook is bij die opleiding een scriptie niet verplicht, een gemis volgens het rapport. De propedeuse selecteert niet goed, merkt de commissie ook nog op. Dat blijkt uit het feit dat te veel studenten na de propedeuse alsnog stranden. Leiden heeft landelijk gezien de minst gunstige student/staf-ratio: één staflid op 57 studenten. Volgens de commissie is het onmogelijk daarmee 'de onderwijskwaliteit blijvend te verzekeren.'

- UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM. Over de Universiteit van Amsterdam heeft de commissie één harde noot te kraken: de studenten hebben er veel te veel vrijheid. Het Amsterdams opleidingsprogramma is `in beginsel uitstekend', oordelen Storme en de zijnen, maar vereist dat studenten zich eraan houden en

ook actief meedoen aan het onderwijs. En daar schort het aan: studenten hebben 'volop de gelegenheid de voordelen van de Amsterdamse opzet te ontwijken' en verreweg de meesten doen dat ook. Dat is `zorgwekkend', aldus het rapport, want het leidt tot `allerlei willekeurige studieroutes'. Evenmin enthousiast is de commissie-Storme over het module- systeem dat de Amsterdamse juristen door hun college van bestuur is opgelegd. Dat laat te weinig tijd voor bezinking.

- UNIVERSITEIT UTRECHT. In Utrecht ontbreekt een duidelijk onderwijsfilosofie, oordeelt de commissie, maar desondanks is het programma `in het algemeen evenwichtig' en `van voldoende academisch niveau'. De grootste zorg is ook in Utrecht de houding van studenten: ze volgen het onderwijs slecht en beginnen te laat te studeren voor tentamens. De commissie heeft dan ook veel waardering voor het systeem dat studenten een bonus kunnen verdienen als ze intensief werkgroepen volgen. Kritiek heeft de commissie vooral op de propedeuse. Die is te licht. Daardoor stranden te veel studenten in hun doctoraal die eigenlijk in de propedeuse al tot de ontdekking hadden moeten komen dat ze niet geschikt waren voor de studie. De commissie noemt de spreiding van de studielast over de trimesters `onevenwichtig': zware vakken zitten doorgaans in het eerste of tweede trimester. De commissie betreurt dat niet elke afstudeerrichting een scriptie verplicht stelt. En dat de opleiding notariaat het vrijwel zonder werkgroepsonderwijs moet doen, vindt de commissie eveneens een slechte zaak.

- RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN. Volgens de commissie biedt de Groningse rechtenfaculteit een `gedegen' opleiding met `goed gestructureerde programma's', die `inhoudelijk van goede kwaliteit' zijn. De wetenschappelijke kant van het vak krijgt echter te weinig aandacht. Ook de training van vaardigheden en het zelfstandig oplossen van problemen komen niet in elk deel van de studie genoeg aan bod. De commissie veroordeelt de Groningse gewoonte om scripties slechts te waarderen met een `voldoende' of een 'onvoldoende'. Dat doet niet genoeg recht aan goede studenten. Dat binnen de notariële opleiding een scriptie zelfs niet verplicht is, vindt de commissie ook geen goede zaak. De werkdruk voor docenten is in Groningen te hoog, vindt de commissie. Met één docent op 52 studenten is het hier bijna net zo erg als in Leiden (één op de 57). De studenten worden daarvan de dupe, omdat ze met minder intensief onderwijs worden afgesecheept.Volgens de commissie is de Groningse rechtenfaculteit binnen haar universiteit `financieel onderbedeeld'.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.