Derde geldstroom tu's stijgt weer

| Redactie

Derde geldstroomonderzoek, oftewel onderzoek voor andere organisaties die daarvoor betalen, is een paradepaardje van de drie technische universiteiten. Als de overheid blijft bezuinigen, zo roepen ze regelmatig, dan verdienen we onze centen zelf wel. Techniek verkoopt immers prima.

Na jarenlange stagnatie is het zogeheten `derde geldstroomonderzoek' aan de drie tu's vorig jaar voor het eerst weer gestegen.

De tu's hebben de daad bij het woord gevoegd, want in 1997 is het aantal onderzoeksopdrachten van bedrijven en overheidsorganisaties toegenomen. Uitgedrukt in manjaren (fte's) steeg de derde geldstroom in Delft van 348 naar 390. Het aantal wetenschappers in Eindhoven dat met geld van buiten

onderzoek deed, steeg in hetzelfde jaar van 166 naar 187. Twente bleef vrijwel gelijk met 205.

Daarmee is een kentering opgetreden ten opzichte van de jaren ervoor, toen het aantal opdrachten van buiten daalde. Met name Twente en Eindhoven moesten de laatste jaren een flinke veer laten. In 1995 was de derde geldstroom in Eindhoven nog goed voor 196 manjaren en in Twente voor 234.

Relatief ligt Twente van de drie tu's het best bij het bedrijfsleven: 31 procent van het totale onderzoek wordt door hen betaald. In Eindhoven en Delft is dit 28 procent. In het recente verleden was de voorsprong van de `ondernemende universiteit' in het oosten groter.

Vreemd genoeg doen de drie tu's het helemaal niet zo goed in vergelijking met de algemene universiteiten, blijkt uit de cijfers over 1996. In dat jaar was het percentage zelf verdiend onderzoeksgeld in Delft en Eindhoven lager dan het landelijk gemiddelde. Dat komt omdat de derde geldstroom voor

een belangrijk deel bestaat uit medisch, landbouw-, en sociaalwetenschappelijk onderzoek (in opdracht van de ministeries), gebieden dus waar de tu's niet actief zijn. Koploper Wageningen financierde in 1996 maar liefst 47 procent van het onderzoek met geld van buiten.

HOP

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.