'Je hebt geluk', zegt Van den Berg als hij zich tegen vijven in het Theatercafé achter een biertje zet. 'Je treft me tussen twee happy gebeurtenissen. Ik heb net een tentamen membraantechnologie gemaakt. Sommige vragen waren best sneaky. Ik weet niet of ik het wel gehaald heb. En vanavond moet ik de kas van het Studenten Harmonieorkest controleren. Ook al niet de meest enerverende bezigheid.'
Rad van tong is hij, de (onafhankelijk) voorzitter van de Raad voor de Campusvoorzieningen, want hij moet zoals altijd nog veel dingen doen en regelen. Af en toe heft hij zijn handen ten hemel, loopt een beetje rood aan. 'Allicht, emoties, omdat de campus toch een stukje van jezelf wordt.' En hij een 'bewogen' jaar achter de rug heeft. 'Ik heb geen spijt dat ik het gedaan heb, nee, maar ik heb wel een hele grote bak bestuurlijke ellende over me heen gekregen.'
Het begon allemaal in januari van dit jaar. Het Campuscollege, de Raad voor de Campusvoorzieningen en de directeur Campusvoorzieningen moesten van het CvB samen een nieuwe bestuursstructuur voor de campus bedenken. Al gauw bleek dat de ideeën van met name het campuscollege en de directeur nogal uiteen liepen.
En dat gaf spanningen. Zoveel spanningen zelfs, dat het Campus Managementteam, de directeur voorop, weigerde met de drie studenten van het campuscollege verder te werken. Niet helemaal onterecht, vond Van den Berg, want zo constructief stelde het campuscollege zich ook weer niet op. 'Bovendien', blikt hij terug, 'moet het campuscollege loyaal de besluiten van de raad uitvoeren, en niet op eigen houtje plannen bedenken of meningen verkondigen.'
De drie studenten van het Campuscollege kozen een tegengestelde positie. Juist zij waren ingehuurd om beleid te ontwikkelen en besluiten zo veel mogelijk voor te bereiden. Volgens hen is de raad slechts voor democratische controle op afstand, met andere bestuurlijke activiteiten dient het gekozen orgaan zich niet te bemoeien.
Een principieel uitgangspunt dat door de raad niet werd geaccepteerd. 'We hebben serieus overwogen het vertrouwen in het campuscollege op te zeggen. Maar politiek leek ons dat niet handig. Dus gaven we ze middels een motie van afkeuring een gevoelige tik op de vingers.'
Het Campuscollege slikte de kritiek en stelde zich dienstbaarder op. 'Eigenlijk was dat tegen hun principes', formuleert Van den Berg voorzichtig. Maar dan feller: 'Laat ik het zo zeggen: als ik in het Campuscollege had gezeten, en ik was het principieel oneens geweest met de Raad, dan was ik opgestapt.'
De crisis duurde een goed half jaar. Het waren zware maanden met soms onmogelijk zware dagen. 'Je moest voortdurend reageren, meningen interpreteren, je afvragen of mensen hele of halve waarheden spraken, brieven schrijven, extra vergaderingen beleggen en uiteindelijk besluiten nemen. Al met al heb ik heel wat slapeloze nachten gehad waarin ik me afvroeg of ik de situatie goed beoordeelde. Hoeveel nachten precies? Eh, het afgelopen bestuursjaar toch minstens dertig.'
'Geen goed teken', analyseert Van den Berg zichzelf. 'Goede bestuurderskunnen dingen van zich af zetten, die liggen 's nachts niet naar het plafond te staren. Maar ik heb er geen spijt van ofzo. Ik veel geleerd. Hoe je politieke spelletjes moet spelen bijvoorbeeld. Dat je niet te veel moet vertrouwen op wat mensen zeggen, je dingen beter zelf uit kunt zoeken, ja altijd alles bij iedereen moet navragen.'
Voordat Van den Berg voorzitter werd wist hij nagenoeg niets van de campusorganisatie. Zijn bestuurlijk ervaring deed hij vooral buiten de UT op, als voorzitter van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. 'Juist ja, van die fanatieke natuurschouwers die een libel zien en dan roepen dat het de Anax Imperator is.' Twintig uur per week was hij daar twee jaar geleden mee bezig. 'Dus toen ik de algemene ledenvergadering van de bond had overleefd zei ik tegen mezelf: zoiets doe ik eens maar nooit meer.'
Maar ja, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Van den Berg speelde in het Studenten Harmonie Orkest, zat toevallig tussen twee fanatieke campusbestuurders, die hem al snel vroegen of hij voor Campus OPen, één van de twee partijen in de Raad, op de lijst wilde. 'Tijdens mijn eerste fractievergadering moest er een lijsttrekker gekozen worden. En omdat tien paar ogen hoopvol mijn kant uitkeken durfde ik geen nee te zeggen. Toevallig won COP de verkiezingen. Tja, en dan word je bijna automatisch voorzitter van de raad.'
Inmiddels weet Van den Berg van bijna alle campus ins en outs. Maar ondanks die kennis ziet hij de toekomst van het 'unieke stukje groen tussen Enschede en Hengelo' vooral wazig. 'Met de mensen die er nu zitten voorzie ik geen problemen. Die weten nog wat de campusgedachte is. Alleen bereiken veel medewerkers over niet al te lange tijd de VUT-gerechtigde leeftijd. Nieuwe personeelsleden missen betrokkenheid en zullen die, omdat de organisatie verzakelijkt, ook snel niet ontwikkelen. Over twee, hooguit over vier jaar, heeft het CvB de ondernemende universiteit omgebouwd tot de universitaire onderneming, de campus incluis.
Of Van de Berg er dan nog is? Volgende week woensdag is de laatste vergadering. Drie dagen later vertrek hij naar België, voor stage. 'Ik ben nu vijfdejaars, over goed anderhalf jaar wil ik klaar zijn. Dus ik hoop dat ik dat niet meer hoef mee te maken, maar ja... je weet maar nooit.'
Sijas Akkerman
Sjoerd van den Berg