Clark is de éminence grise van de onderwijskunde, Burton R. Clark. Creating Entrepreneurial Universities, zal zijn laatste kunstje zijn, zo zegt hij zelf. Volgens kenners moet de studie gezien worden als de kroon op zijn lange wetenschappelijke loopbaan.
Zijn uitgangsstelling is eenvoudig: de wereld verandert, de roep om hoog opgeleide mensen wordt steeds luider. Overheid en bedrijfsleven stellen steeds hogere eisen aan academici en aan academisch onderzoek. Universiteiten moeten méé veranderen. Gebeurt dit niet, zo waarschuwt Clark, dan blijft de universitaire wereld wat ze nu is: overstressed en underfunded.
Moderne universiteiten kunnen volgens Clark niet langer blijven vasthouden aan hun conventionele rol van onderwijs- en onderzoekscentra. Om te overleven moeten zij zich in verregaande mate aanpassen aan de maatschappij: universiteiten moeten ondernemend worden.
En ondernemend betekent onafhankelijk, daadkrachtig, en als het even kan winstgevend. Clark onderzocht vijf Europese pioniers op dit vlak, de Engelse universiteit van Warwick, de Schotse universiteit van Strathclyde, de Zweedse Chalmers universiteit, de Finse universiteit van Joensuu, en de Universiteit Twente.
Al deze universiteiten raakten eind jaren zeventig ernstig in het nauw, en allemaal gooiden ze begin jaren tachtig het roer om. Niet zonder succes. Inmiddels zo'n vijftien jaar verder, zijn alle vijf minstens twee keer zo groot, verrichten ze toonaangevend onderzoek, en zijn ze financieel minder afhankelijk van de overheid.
Het grootste deel van het boek beslaat de afzonderlijke relazen van de vijf universiteiten tussen 1980 en 1995. Uiteraard levert dit totaal verschillende verhalen op, waarin Clark niettemin een aantal constanten herkent. In alle gevallen werd de verandering in gang gezet door de aanstelling van een sterk, doortastend college van bestuur.
Clark: 'Traditionele Europese universiteiten zijn berucht om hun gebrek aan zelfsturend vermogen. Veel overheidsbemoeienis, en een enorme vergadercultuur.' In Twente keerde het tij met de komst van rector Harry van den Kroonenberg. Samen met Erik Bolle en Harry Fekkers veranderden zij midden jaren tachtig de structuur van de UT, het tweede punt van overeenkomst met de andere vier universiteiten.
In Twente betekende dat decentralisering van het budget. Elke faculteit, elke vakgroep werd verantwoordelijk voor zijn financiële huishouding. Als vakgroep kreeg je jaarlijks een vast bedrag te verteren. Wilde je meer, dan moest je het er zelf bij verdienen. Dat laatste met bijvoorbeeld contractonderwijs en contractresearch.
Op die manier werd elke eenheid een apart bedrijfje, en de universiteit in zijn geheel het moederbedrijf. De vijf slaagden er op deze manier in om minstens een kwart en soms zelfs de helft van hun inkomsten te genereren. Clark ondervond dat raakvlakken met de maatschappij daarbij van essentieel belang zijn. In de vorm van onderzoekcentra bijvoorbeeld, of in de vorm van fasciliteiten voor beginnende ondernemers, zoals het Twentse TOP-programma.
In die vijftien jaar lukte het alle vijf de universiteiten hun, wat Clark noemt, academisch heartland open te stellen voor het ondernemerschap. Een prestatie van formaat, omdat de wetenschappelijk kern van een universiteit niet zelden behoudend is. In Twente bijvoorbeeld is de grens tussen fundamenteel en toegepast onderzoek vervaagd, wat voor een bloeiende contact tussen wetenschap en maatschappij zorgt.
Al deze factoren tezamen leveren volgens Clark de identiteit van de ondernemende universiteit. Clark: 'In Twente, maar ook in de vier andere instellingen, heerst ondernemersgeest. Zowel in de kleinste vakgroep, als op centraal niveau kom je dezelfde mentaliteit tegen. Dat is de winst van een proces van jaren.'