Videoconferencing bij teleleren vraagt om nieuwe hoffelijkheid

| Redactie

Teleleren kent veel varianten, vergt veel tijd en vraagt van docenten aanvullende vaardigheden. Niettemin kunnen nieuwe media, mits goed toegepast, het onderwijs wel degelijk beter en efficiÙnter maken. Na jarenlange ervaring kent de UT de belangrijkste valkuilen en lijkt de tijd rijp om te oogsten.

'In het begin hebben we te gemakkelijk gedacht over videoconferencing bij teleleren. Het is geen kwestie van een college opnemen en op het net zetten, in de hoop dat het dan wel goed komt,' zegt Iris van de Kamp, onderwijskundige bij het Onderwijskundig Centrum (OC). Vroegere ideeÙn om met multimedia de invloed van de docent terug te dringen zijn achterhaald. De clou van teleleren ligt eerder in het intensiveren van persoonlijk contact; zowel tussen student en docent, als tussen studenten onderling.

Verschillende toepassingen van multimedia in leersituaties staan op het punt van doorbreken. Woensdag 27 mei organiseren het Projectbureau Teleleren van OC en het Centrum voor Telematica en Informatie Technologie (CTIT), een conferentie over 'teleleren in het hoger onderwijs'. UT-docenten vertellen elkaar over de multimedia-tools die zij inzetten in hun onderwijs. Ze wisselen positieve maar ook negatieve ervaringen met elkaar uit. De conferentie is een logisch vervolg op een vergelijkbare bijeenkomst op 31 januari 1997, ook bedoeld voor UT-medewerkers. Op 6 maart dit jaar was er al een nationaal congres voor experts op dit gebied.

Genoten heeft Van de Kamp van OC onlangs van een live-videobijdrage die een Engelse gastspreker hield over teleleren, in het kader van de Onderwijs Research Dagen. De hoogleraar en haar Twentse collega, die als assistent optrad, waren een toonbeeld van hoffelijkheid. De sheets waren tot in de puntjes voorbereid, en regelmatig vroegen de Britten aan de Nederlandse zaal of deze goed te lezen waren. Bij aanvang van de bijeenkomst werd alles nauwkeurig getest: de verstaanbaarheid, of het hoofd goed in beeld was, of alle informatie goed was overgekomen, of er vragen waren ...

'Gevoel voor de groep aan de andere kant', en 'rust in de communicatie' zijn belangrijke nieuwe vaardigheden voor nieuwbakken docenten op afstand die werken met videoconferencing. Het OC ontwikkelde niet voor niets een cursus voor docenten over 'interactief college geven voor de camera'. Net als iedere andere goede docent brengt ook de multimedia docent ('maar die bestaat nog niet') interactie tot stand. Behalve een docent met visie is deze bovendien een filmster. Of beter: een showmaster in een theater dat hij of zij niet, of althans onvolledig, ziet.

Er broeit iets op teleleer-gebied, maar wat precies? In september 1997 startte TO het Teletop-project. In april opende de UT een hypermodern interactief klaslokaal waarvan ook de studenten van devestiging Friesland gebruik kunnen maken. Met teleleren loopt de faculteit Onderwijskunde voorop. Informatica volgt, zij het op veilige afstand. Sinds kort hebben Bestuurskunde en Toegepast Communicatie Wetenschappen speciaal een medewerker voor deze nieuwe onderwijsvormen in dienst genomen. Op het OC is een Projectbureau Teleleren waar docenten met vragen terecht kunnen. Zij worden pragmatisch ondersteund en krijgen hulp bij de concretisering van hun plannen. Daarnaast vindt ondermeer op het CTIT en het Telematica Instituut onderzoek plaats naar teleleren.

Multimedia als hulp bij het moderne onderwijs is ondenkbaar divers. Er zijn: oefenprogramma's voor specifieke vakken, email vragenuurtjes, electronische discussies, website-cursussen, digitale portfolio's, collegevideo's per internet. Het meest ambitieus lijkt voorlopig het virtueel interactief college geven.

De onderwijskundigen verwachten dat de trend naar steeds minder, want weinig effectieve, hoorcolleges door zal zetten. Ook zal het aantal multimedia-experimenten volop doorgaan, zij het belangrijk anders dan vroeger. Werden tot voor kort nog experimenten gedaan om de experimenten zelf, nu vinden de experimenten plaats in situaties waar multimedia echt nodig zijn.

Zo verzorgt de UT al drie jaar lang videocolleges met de vestiging Friesland. 'Veel pionierswerk is gedaan. De belangrijkste valkuilen kennen we', zegt Van de Kamp. Het alleen uitzenden van hoorcolleges is weinig interessant en daarom konden de studenten in het Noorden altijd al vragen stellen via een technicus in Friesland aan de docent in Twente.

Maar de docent zag de student niet, wat een belangrijke drempel tot vragen stellen betekende. De 'verarmde communicatie' is inmiddels flink verbeterd. De student kan tegenwoordig op een groot scherm de docent zien en heeft meer het gevoel deze persoonlijk aan te spreken. De docent op diens beurt kan de Friese klas bekijken en de stemming peilen. Hij of zij kan bijvoorbeeld zien of er mensen van hun plaats weglopen, langzaam in slaap dommelen, dan wel op het puntje van hun stoel gaan zitten.

Hoe high-tech ook, bij multimedia onderwijs met videoconferentie dient de communicatie rustig te verlopen, alleen al vanwege de vertraging die het doorseinen van het signaal teweeg brengt. Het is vaak nodig om een helder communicatie-protocol af te spreken. Luid en duidelijk kan het bijvoorbeeld klinken: 'Friesland, bedankt voor uw vraag. Ik zal deze nu voor u beantwoorden ...'

Met de ervaringen die zijn opgedaan loopt de UT voorop en het lijkt tijd om te oogsten. Naast enkele hoorcolleges - waar docenten hun kennis kunnen spuien en studenten lekker kennis kunnen absorberen - lijkt een sterke toename van het aantal responsie-colleges voor de hand te liggen. In plaats van twee groepen te bedienen, geeft de Twentse docent in dat geval op afstand privÚ-college voor een beperkte groep. De Friese studenten aan de andere kant kunnen dan gemakkelijker en op persoonlijker wijze vragen stellen. Eendocumentcamera blijkt een handig hulpmiddel voor de docent om het betoog te ondersteunen. Het voordeel van een gewone camera is dat niet per se sheets getoond hoeven worden. In Friesland kunnen de studenten ook grafieken, fragmenten uit boeken, plaatjes of zelfs voorwerpen groot in beeld krijgen.

Belangrijk is tevens om een overload aan informatie te vermijden, waarmee de docent die teleleren gebruikt maar al te gemakkelijk te maken krijgt. Een 'virtuele project-ruimte' bijvoorbeeld kan een handige leeromgeving bieden voor studenten om ontwerpopdrachten uit te voeren, documenten uit te wisselen, elkaars werk te bediscussiÙren, en met elkaar te chatten over het vak. Met een password kunnen alleen de deelnemers toegang krijgen tot de documenten die bij het project horen.

In deze situatie krijgt de docent er naast het lesgeven stiekem een heleboel taken bij: hij of zij moet een nieuwe leeromgeving ontwerpen en wordt daarvan tevens beheerder. Om niet bedolven te worden onder een grote hoeveelheid diffuse informatie zijn daarom 'formulieren' ontwikkeld om de communicatie tussen student en docent te structureren. Net als bij de welbekende formulieren voor interne mededelingen, kan de docent aankruisen dat er bijvoorbeeld een belangrijke mededeling voor de deelnemers volgt. Deze kan luiden: 'woensdag om vier uur ben ik bereikbaar om vragen over de ingeleverde multimedia werkstukken te beantwoorden.'

Pas wanneer de virtuele projectruimte goed loopt, kan de docent de vruchten van het werk plukken. De docent kan af en toe inloggen en over de schouder van de studenten meekijken. Toezicht op het leerproces en het geven van adviezen zijn dan gemakkelijk uitvoerbaar. Om bij de docent in het gevlei te komen betekent deze meekijk-mogelijkheid voor de deelnemers een stimulans om de internetpagina's, waarin ze hun werkstukken maken, inhoudelijk goed bij te houden en goed vorm te geven.

Van de Kamp: 'Bij teleleren gaat het altijd om een mix van werkvormen. We weten inmiddels welke tools belangrijk zijn en die ontwikkelen we nu. Een betere structurering van de communicatie tussen docent en student met behulp van formulieren is daarvan een goed voorbeeld. Door regelmatig ervaringen met elkaar uit te wisselen, kunnen de docenten op de UT kiezen welke toepassingen het onderwijs werkelijk verbeteren en efficiÙnter maken.'

Egbert van Hattem

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.