Na CTIT (telematica) en MESA (sensoren en actuatoren) is BMTI (biomedische technologie) verkozen tot derde speerpunt van de UT. Het BioMedisch Technologisch Instituut (BMTI) krijgt de komende vijf jaar in totaal vijf miljoen gulden extra.
Het college van bestuur heeft zich voor de keuze van het derde speerpunt, anders dan de twee voorgaande keren, laten adviseren door de faculteitsdecanen. De besluitvorming heeft plaatsgevonden op basis van argumenten van 'strategische aard' die de instituten zelf mochten aanleveren. Uiteindelijk bleek de strijd te gaan tussen procestechnologie en biomedische technologie. De laatste kwam er volgens rector Frans van Vught duidelijk als favoriet uit.
Wetenschappelijk directeur prof.dr. Jan Feijen stelt dat het BMTI de financiële injectie nodig heeft om het instituut 'krachtig' uit te bouwen. Hij wil de 'infrastructuur' en de 'slagkracht' zodanig verhogen dat het een kans maakt om een landelijke toponderzoekschool te worden.
Zo'n driekwart van de extra gelden is bedoeld voor het stimuleren van onderzoek naar moleculaire, cellulaire en weefseltechnologie. Te denken valt aan het 'kweken' van bot of aan het 'aan elkaar knopen' van doorgesneden zenuwuiteinden. Totnutoe werden voor herstel van bepaalde lichaamsfuncties uitsluitend niet-natuurlijke materialen, zoals polymeren of metalen, gebruikt.
Bij dit onderzoek werken de groepen van de faculteiten TN, CT en EL samen met wetenschappers van de universiteit in Leiden. Het ligt in de bedoeling om een nieuw cel- en weefsel-laboratorium in te richten.
Daarnaast wil Feijen het onderzoek op het gebied van de bio-mechatronica versterken. Dit richt zich op het maken van 'intelligente' prothesen en orthesen, bijvoorbeeld elektromechanische hulpmiddelen die met sensoren zijn uitgerust en zich via interactie met het menselijk lichaam kunnen aanpassen aan de gebruiker. Hierbij zijn naast de faculteiten WB en EL revalidatiecentrum het Roessingh en de VU in Amsterdam betrokken. De Enschedese partners beschikken al over een gemeenschappelijk laboratorium.
Feijen verwacht dat in de twee gekozen 'kerngebieden' spectaculaire ontwikkelingen gaan plaatsvinden. Bedoeling is overigens meer aandacht te schenken aan de ontwikkelingslijn van fundamenteel onderzoek tot klinisch en diagnostisch toepasbare producten. Hierdoor kunnen de mogelijkheden voor door derden gefinancierd onderzoek toenemen.
De verkiezing van BMTI tot speerpunt sluit aan bij de algemene verwachting dat binnen de biomedische wetenschappen komende decennia grote doorbraken gaan plaatsvinden. Hier wil de UT op inspelen. Vorig jaar voerde TBK al een 'gezondheidsstroom' in, waarbij de banden met het Medisch Spectrum Twente zijn aangehaald. Ook is een strategische alliantie met de VU aangegaan, die zich in eerste instantie richt op medisch, medisch-technologisch en medisch-sociaal gebied.
In Eindhoven is afgelopen jaar de studierichting biomedische technologie gestart. Feijen wil deze binnen de UT als minor opleiding aanbieden. Nu bestaat al wel een afstudeerrichting biomedische technologie, maar in het major/minor-systeem zou daarmee al kunnen worden begonnen in het eerste studiejaar.
Het college is van plan komend jaar een vierde en laatste speerpunt aan te wijzen. Dit zal uit de maatschappijwetenschappelijk hoek komen.