Het is een uur of elf, 's avonds. Je hebt na afloop van repetitie, vergadering of sportfestijn nog een bijzonder biertje in de Vestingbar genoten en je wilt naar huis: het is een eind fietsen naar Enschede. Huiverend trek je het nog kleffe regenpak aan. Ter hoogte van het TW-gebouw blaast de broeikasstorm je bijkans van je fiets. Ondertussen zakt de mix van Budweiser, John Bull Bitter en Westerveld 12 als stortbeton in je benen. Op zoek naar luwte kies je voor de beschutting van de Viermarkenweg, het fietspad dat achter de sportvelden langs loopt. Ter hoogte van het Biomagnetisch Centrum begint de dynamo te slippen waardoor je langzaam wordt omsloten door een diepe duisternis. Hè? Donker? Hoe kan dat nou? Onwillekeurig begin je harder te fietsen. Het beton in je benen maakt plaats voor adrenaline in je hoofd. Door de striemende regen ontwaar je op regelmatige afstand van elkaar geplaatste lange smalle zilveren pilonen die aan de bovenkant in de duisternis verdwijnen. Ooit moeten dit goed werkende lantarenpalen geweest zijn. Plotseling doemen er twee mannen op uit de duisternis. De potige types sommeren je te stoppen maar met een enorme schreeuw en een bloedstollende fietsmanoeuvre weet je ze te ontwijken.
Als je de volgende dag de verantwoordelijke man van het Facilitair Bedrijf opbelt om te vragen of ze de straatverlichting kunnen repareren denk je onwillekeurig: Waar heb ik die stem eerder gehoord...
Niets
Brand. Vuurwerkoverlast. Ellende. Vernielingen. Vuilcontainers in de fik steken. Fietsje jatten. Lantarenpaal verzieken. Vingerverf. Ruitje intikken. Wildplassen. Gansje pesten. Barbaarse vernielzucht. Verkeersborden ontvreemden. Abri ontmantelen. Mensaborden en -bestek aan de eigen uitzet toevoegen. Kunstwerken aanpassen. Straatmeubilair verbouwen. Vandalisme.
Noem maar op. Voor de hedendaagse jongere is er nog steeds voldoende op straat te beleven. De campusbewakingsdienst en de politie brengen heel wat uurtjes door met het rapporteren van activiteiten. Hoofd bewaking Marcel Weustink zit gewoonlijk de eerste twee dagen van ieder nieuw jaar achter zijn tikmachine.
En dit jaar? Helemaal niets is er gebeurd. Nada. Noppes. Geen inbraak en geen vernielinkje. Niets. Dit jaar geen tennisarm voor Weustink. Hoe dat komt? Omdat het de hele vakantie heeft geregend, denkt hij. Dan blijven de vandaaltjes binnen. 'Ik vind het onvoorstelbaar.'
Je vraagt je af hoe de kleine vandaaltjes zich toch hebben kunnen vermaken. Zouden ze de hele vakantie op het internet hebben gesurft? Videospelletjes hebben gespeeld? Hun moeder hebben gepest? De binnenkant van hun ogen hebben bekeken? Het geeft te denken. Veel regen betekent geen criminaliteit. Je zou bijna gaan hopen dat er altijd pijpenstelen naar beneden komen.