'Levenslang leren? Dat lijkt me verschrikkelijk!' zegt de man die de telefoon opneemt van Chiel Renique. Renique zelf is secretaris onderwijszaken van VNO-NCW en het officiële standpunt van de werkgeversclub luidt heel anders. Levenslang leren is anno 1997 onontbeerlijk, zo meent Renique zelf, eenmaal aan de telefoon.
De samenleving wordt steeds ingewikkelder, legt de VNO-NCW-man uit, en dus ook de geschoolde arbeid. Kennis veroudert vlugger dan vroeger, bijvoorbeeld door de snelle ontwikkelingen in de informatietechniek. Het hbo- of universitaire diploma veroudert mee. Werknemers die hun kennis up-to-date willen houden, moeten zichzelf blijven scholen. Op die manier, is de gedachte, houden ze hun bedrijf bij de tijd en verhogen ze tegelijkertijd hun eigen `marktwaarde', oftewel hun employability.
Niet voor niets spraken vakbonden en werkgevers in december plechtig af dat scholing een belangrijk onderdeel wordt van de komende cao's. En ook de politiek heeft de employability ontdekt. Het kabinet gaat scholing stimuleren via een belastingmaatregel voor werkgevers. Het komende jaar mag dat
235 miljoen gulden kosten.
Op dit moment geven Nederlandse bedrijven nog veel minder aan scholing uit dan hun Amerikaanse en Britse concurrenten:jaarlijks ongeveer zeven miljard gulden. Maar dat zal veranderen, denkt VNO-NCW-man Renique: werkgevers kunnen straks niet meer om bijscholing heen. 'Er ontstaat de komende
jaren een tekort aan jonge afgestudeerden. Om toch nieuwe
kennis in huis te halen, moeten bedrijven hun oudere werknemers laten scholen.'
De universiteiten en hogescholen wrijven zich al in de handen. Het aantal schoolverlaters daalt en daarmee ook het aantal eerstejaars studenten. `Levenslang lerende' werknemers zouden dit gat kunnen vullen - èn voor extra inkomsten zorgen. Maar is het hoger onderwijs wel klaar om in dit gat te springen? Het lijkt er nog niet op.
Op de nascholingsmarkt van zeven miljard gulden halen de universiteiten slechts een kwart miljard binnen, meldde prof. dr. Roel in 't Veld afgelopen voorjaar tijdens een conferentie van de vereniging van universiteiten VSNU. In 't Veld, die tegenwoordig het nascholingsaanbod van de Universiteit Utrecht coördineert, wijt dat aan de universitaire cultuur.
'De universiteit en de markt zijn uiteenlopende werelden', legt In 't Veld uit. 'Van wetenschappelijk onderzoek weet je van tevoren niet precies wanneer het af zal zijn. Maar een opdracht voor een klant moet gewoon op een bepaald tijdstip klaar zijn. Die omschakeling naar klantgericht werken is moeilijk. Daarnaast hebben veel wetenschappers geen idee wat beroepsbeoefenaren na tien jaar werken nodig hebben.'
'Werkgevers zeggen: zorgen jullie nou maar voor het hbo-niveau, wij leren afgestudeerden wel wat ze in ons bedrijf verder moeten weten', meent J. Sevenhuijsen, hoofd strategie en onderwijs van de Hogeschool Rotterdam en Omstreken. Renique kan dat beamen. 'Vervolgscholing is veel interessanter als iemand al drie tot vijf jaar werkervaring heeft. Wij zeggen: laat afgestudeerden alsjeblieft zo snel mogelijk bij ons komen.'