Het is helemaal niet waar dat Nederland in de industriële wereld de minste technici en bèta's aflevert. Nederland doet het juist erg goed en behoort zelfs tot de top. Dat zegt de Twentse onderzoeker Frans Kaiser.
Kaiser veegt de vloer aan met het rapport Education at a glance, dat in december verscheen. Daarin vergelijkt de Organisatie voor Economische Samenwerking (OESO) het onderwijs van 29 geïndustrialiseerde landen. In het rapport concludeert OESO dat nergens het aantal afgestudeerden in de exacte en technische wetenschappen nergens zo laag is als in Nederland.
Het gaat in het OESO-rapport om grote verschillen. In Nederland halen maar 332 studenten per 100.000 inwoners van 25 tot 34 jaar een technisch of exact diploma. Bij de buurlanden België en Duitsland zijn dat er meer dan twee keer zoveel. Engeland doet het met zo'n 1300 gediplomeerden veruit het
beste.
Maar volgens Kaiser, werkzaam bij het Centrum voor Studies van het Hoger Onderwijsbeleid van de Universiteit Twente, rammelen deze cijfers aan alle kanten. Zo telde de OESO in Nederland de opleidingen in het hoger beroepsonderwijs niet mee, maar de afgestudeerden van de Duitse Fachhochschulen en de vroegere Engelse polytechnics wel. Ook werd verwaarloosd dat de lengte van de studies sterk kan variëren. 'Daardoor geeft het rapport een erg troebel beeld', aldus Kaiser.
Zelf heeft Kaiser materiaal opgevraagd bij de centrale bureaus voor statistiek (CDS) van Vlaanderen, Duitsland en Engeland. Daaruit blijkt dat de Nederlandse universiteiten jaarlijks 265 studenten afleveren met een
bèta- of een techniek-diploma. In Duitsland zijn dat er slechts twintig meer, terwijl de teller in Vlaanderen op 226 blijft staan. Engeland doet het met 360 afstudeerders nog altijd het beste.
Maar als Kaiser ook de hbo-opleidingen meetelt, heeft Nederland bijna net zoveel gediplomeerden in de technische en exacte hoek als de absolute topper Engeland: 783 om 852. Kaiser: 'Nederland is dus geen hekkensluiter. We lopen helemaal niet achteraan.'