Jubilerend CSTM zet in op duurzaamheid

| Redactie

Richtte het binnen de UT gevestigde Centrum voor Schone Technologie en Milieubeleid (CSTM) zich vijf jaar geleden nog op bestaande milieuproblemen, nu kijkt het instituut vooral naar duurzaamheid. Het lustrumsymposium van vandaag - het CSTM bestaat tien jaar - sluit daar goed op aan. De titel luidt: 'Trendbreuk in milieubeleid, duurzame problemen vragen om een nieuwe aanpak'.

Het Centrum voor Schone Technologie en Milieubeleid werd eind 1988 - met steun van het Europees fonds voor regionale ontwikkeling - vanuit de faculteiten Bestuurskunde en Chemische Technologie opgezet, gericht op interdisciplinaire milieuwetenschappen. 'Het CSTM is één van de weinige eenheden die zich regelmatig binnen de twee kernen van de Twentse universiteit begeeft', vertelt directeur professor Hans Bressers trots. 'Toch ligt het zwaartepunt van het instituut nog steeds bij beleid en management. Op dat terrein zijn wij het grootste centrum van Europa.'

Naast het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, leidt het CSTM al tien jaar milieudeskundigen op. Gedurende een jaar - postdoctoraal - leren ze alle kanten van de milieuproblematiek kennen. De technologische, de beleidsmatige en de managementkant. 'Want of je nu bij de overheid of in het bedrijfsleven werkt, het is belangrijk te snappen hoe alle partijen denken en functioneren. En kennis van technologie mag daarbij zeker niet ontbreken.'

Het CSTM heeft de afgelopen jaren zijn zwaartepunt verlegd: niet meer het milieu, maar de duurzaamheidproblematiek krijgt de meeste aandacht. Twee verwante gebieden. Dat zeker, maar niet hetzelfde volgens de directeur van het instituut. 'De aarde wordt nu als eindige bron gezien. Het gaat niet meer om louter milieuproblematiek, maar om kwaliteit, het voorkomen van emissies, risicovermijding en onnodig gebruik van hulpbronnen. Daar komen nog de sociale en economische aspecten bij.'

Lange termijn

'Duurzaamheid gaat om zaken die gewone mensen niet van dag tot dag meemaken, om ingewikkelde voorspellingen van wetenschappers dat er in de Sahel iets gaat gebeuren dat pas over vijftig of honderd jaar bij ons te merken zal zijn. Eén van de karakters van zo'n probleem is dat je het nadenken daarover kan uitstellen. Geweld op straat en de werkloosheid van de buurman zijn vandaag. Daar kan je gewoon niet omheen. Dat zuigt de aandacht naar zich toe. Pas als het goed gaat met de economie gaan we vooruitkijken, aan de toekomst denken.'

Bressers gaat rechtop in zijn stoel zitten. 'Maar dat betekent niet dat duurzaamheid en milieukwaliteit een luxe probleem is en het alleen aandacht krijgt, omdat we niks anders aan ons hoofd hebben. Voor lange termijnproblemen kan je oogkleppen ophouden, voor je uitschuiven. En dat geldt niet alleen voor milieu, maar voor veel meer zaken. Daarom golft de aandacht voor duurzaamheidspolitiek een beetje op en neer met de economie en andere maatschappelijke problemen.'

Dat het moeilijk is om oplossingen te vinden voor iets dat nog ver weg is, mag duidelijk zijn. Een deel van de studies van het CSTM houdt zich met deze problematiek bezig. Bressers: 'Die moeilijkheid maakt het juist zo interessant! Je moet politieke steun gaan verwerven voor zaken die mensen niet zelf zullen meemaken, maar hun kinderen en achterkleinkinderen wel. En voor lange termijnproblematiek geldt, dat je beslist over iets dat nogonzeker is. Je kan het probleem ook voor je uitschuiven en denken: 'ik wacht dat het zeker is, totdat bekend is wat er precies gaande is en de oplossing voor de hand ligt'. Maar dan ben je dus te laat.'

Moeilijk

Het CSTM vaart twee koersen: longterm governance en resources for the future. De laatste houdt de zoektocht naar duurzame bronnen in. Om daar zo lang mogelijk de tijd voor te nemen, mag het onderzoek naar nieuwe, meer efficiënte technologieën uiteraard niet stilstaan. Het instituut doet onderzoek naar de omstandigheden waarin zulke innovaties plaatsvinden. 'Want', zegt Bressers, 'het is niet voldoende om alleen nieuwe technologieën te ontwikkelen, maar ook om omstandigheden te scheppen waarin dat kan.'

Eén van de onderzoeken die onder het kopje longterm governance valt is 'hoe om te gaan met moeilijk bereikbare doelgroepen'. 'Het gaat om: hoe vestig je de aandacht van bedrijven op investeringen die pas over vijftig jaar zichtbaar worden? Hoe onderhandel je met ze? Hoe maak je ze medeverantwoordelijk? Hoe krijg je het voor elkaar dat ze zuinig omgaan met grondstoffen en energie, als alleen geld verdienen hun doel is? En dan hebben we het nu over bedrijven. Maar wat dacht je van de gewone burger? Hoe bereik je die? Vast staat dat alleen Postbus 51-spotjes niet helpen.'

Bressers gaat op het puntje van zijn stoel zitten. 'Het gaat niet alleen om de burger, maar om het hele proces om hem heen. Je moet ook producenten en distributeurs aanspreken over de kwaliteit van hun producten, de milieubelasting bij consumptie ervan, en de mate waarin ze milieuvriendelijke zaken een kans geven. Wat ik erg goed vind, is de massale introductie van Ecogoederen bij Albert Heijn en de steeds zuiniger wasmachines. De consument heeft immers te maken met wat hem aangeboden wordt.'

Bressers pakt een overheadsheet die hij gebruikt bij zijn lezing op het lustrumsymposium. De verschillende schakels in het proces rondom de consument zijn duidelijk te zien. De producent, de distributeur en ook de afvalverzamelaar en -verwerker staan er op afgebeeld als vierkante blokjes die door pijlen met elkaar verbonden zijn. 'We hebben systematisch gekeken wat er rondom de gewone burger afspeelt en elke schakel in het spel meegenomen', aldus Bressers.

Doodlopend

Bedrijven kun je wellicht sturen. Maar hoe zit dat met burgers?

'Dat is weer een andere studie van het CSTM. Autoritair opstellen werkt niet. Dat is een doodlopende weg. Je moet met ze praten, ze medeverantwoordelijk maken. En daar moet je niet laatdunkend over denken. Mensen willen zich alleen ergens voor inzetten als ze beseffen wat er aan de hand is. Waarom bijvoorbeeld het aantal parkeerplaatsen in de binnenstad daalt. Participatie, daar draait het om.'

'Iedereen wil ook meepraten. Er is nu veel meer draagvlak dan tien jaar geleden. Toen riep iedereen maar wat. Het één nog mooier dan het ander. Tegenwoordig worden er minder ambitieuze beloftes gedaan. Maar de discussie over milieu en duurzaamheid is des te serieuzer. We willen iets waar maken. Er is natuurlijk de afgelopen tien jaar veel gebeurd, en dan met name in de industrie. Die heeft veel meer milieumensen in dienst dan een decennium geleden waaronder veel oud-studenten van het CSTM. Ik ben er buitengewoon trots op dat wij al 450 mensen hebben opgeleid. De milieudeskundigen zijn nu niet aan te slepen. Nog nooit hebben oud-studenten zo snel een baan gevonden.' Een grote lach verschijnt er op het gezicht van Bressers. 'Er is meer waar ik trots op ben. Internationalisering. Het CTSM neemt deel aan veel internationale netwerken. Bijvoorbeeld de Greening of Industry, eenorganisatie met 1700 leden uit meer dan vijftig landen. Het netwerk is vooral bedoeld om het maatschappelijke, maar ook wetenschappelijke debat levend te houden. Het CSTM voert het Europese secretariaat. Een ander netwerk is Ecological State. Daar gaat het om wetenschappelijk onderzoek en de vraag hoe een duurzame samenleving gecreëerd wordt, en als die eenmaal bereikt is, hoe die het beste bestuurd kan worden.'

'Het gaat niet over 'hoe doen jullie het' maar over wat nog nergens gebeurt: hoe zou een duurzame samenleving er qua beleid uit kunnen zien. De kennis die we opdoen, dragen we over aan de Nederlandse overheid. Zo doen we een duit in het zakje voor een duurzame samenleving.'

CSTM-directeur Hans Bressers

(foto Arjan Reef)

Suzanne Huibers

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.