Het duurt even voordat Anton Béguin (30) duidelijk heeft gemaakt wat hij nu precies aan het onderzoeken is. Dat ligt niet aan Béguin, noch aan de leek die zijn wetenschappelijke volzinnen opschrijft in het notitieblok - het ligt aan de materie. Op het eerste gezicht lijkt die namelijk gesneden koek: Béguin, aio bij Toegepaste Onderwijskunde, houdt zich bezig met eindexamens. En wie heeft er geen verstand van eindexamens?
De moeilijkheid begint zodra de wetenschapper de diepte zoekt: 'Om precies te zijn', zegt hij, 'houd ik me bezig met de robuustheid van equivaleringsmethoden voor eindexamenopgaven.'
'Mmja', geeft hij schoorvoetend toe, 'dat heeft inderdaad iets te maken met het ieder jaar even moeilijk maken van eindexamens. En ja, het heeft ook iets te maken met het vaststellen van de zak/slaaggrens.' We zijn warm. 'Maar dat is niet wat ik onderzoek.'
Béguin test de bruikbaarheid van statistische modellen om zak/slaaggrenzen jaar in jaar uit constant te kunnen houden. Hij onderzoekt dus de modellen, niet de examens zelf. Béguin is van huis uit ook geen onderwijskundige, maar een mathematisch psycholoog. Je zou kunnen zeggen dat hij zich bezig houdt met gemeten gedrag waaraan vervolgens te rekenen valt. Als hij een beetje doorrekent, rondt hij eind dit jaar zijn proefschrift af.
Dan zitten zijn Twentse jaren er hoogstwaarschijnlijk op: Béguin verwacht niet te kunnen blijven bij TO. Maar de arbeidsmarkt is goed en hij wortelt niet in Enschede. 'Ik ben een import-aio, ik heb gestudeerd in Nijmegen. Hoe ik me hier al die tijd gered heb? Ach, je moet eens rondkijken in het nieuwe dorp waar je terecht komt. Ik ben vrijwilliger geworden bij Concordia, het filmhuis in de stad. Eén keer per week sta ik in de projectiekamer. M'n favoriete regisseur? Ik hou wel van Wim Wenders. Maar die draaien we eigenlijk nooit.'