Fryslân boppe
Hollân in de groppe. De Friezen zijn los. Het vlammetje dat onze columnist Harold de Boer vorige week op deze pagina ontstak, deed het 'Frysk nasjonale' kruidvat op de campus ontploffen.
Drie man sterk kwamen ze verhaal halen: hoe wij het in ons hoofd haalden zo'n laatdunkend stukje te plaatsen. Alsof er in Fryslân alleen maar analfabete boeren wonen die amper weten wat een trein is, die met hun intelligentie maximaal een universitaire propedeuse kunnen halen, en die niet in opstand komen omdat ze zo dom zijn om te denken dat hun Fryske minister van Economische Zaken het beleid van paars twee beslissend kan benvloeden.
'Het ontbreekt een redactie die dergelijke stigmatiserende stukjes plaats aan elk journalistiek inzicht', zo oordeelden de oprjochte nasjonalisten.
En gelijk hebben ze. Nederlanders past bescheidenheid als het op Friezen aankomt. Hoe lang is het geleden dat de frijheidsstriider Grutte Pier de zeevarende Hollanders deed beven en buigen? Honderd, tweehonderd, driehonderd jaar? Het wordt tijd dat de Friezen weer opkomen voor hun trots en waardigheid. Per slot van rekening komen ze niet voor niets uit 'It bêste lân fan ierde.'
Daarom dient iedere antie-Fries onmiddellijk in het diepste water op de campus te verdwijnen. Net zoals Grutte Pier dat vroeger ook deed. Zwaaiend met zijn twee meter lange zwaard dwong de reus iedereen die Kimswerd naderde het volgende rijmpje op te zeggen: Bûter, brea en griene tsiis. Wa't dat net sizze ken is gjin oprjochte Fries. Wie de woorden niet foutloos uitsprak werd onherroepelijk in de Sudersee gegooid. En dat was in het pre-schoolzwem-tijdperk 'uterstee net noflik'.
Vrouwendag?
Nooit heb je je tegen je ouders afgezet. Waarom zou je? Je had een goed geïsoleerde ruime zolderkamer, je eigen televisie, stereo, computer, en een abonnement op zonnebank en schoonheidsspecialiste. De laatste twee vanwege je jeugdpuistjes. Want, dat vonden je ouders ook, die belachelijke gele dingetjes mochten jouw geluk niet in de weg staan.
Vlak voor je eerste serieuze afspraakje drukt je vader je zelfs een pakje condooms in de hand. 'Dit moest ik je van mamma geven.' Verlegen legt hij uit hoe je het beschermende rubber bij een jongen om moet doen. Je weet al lang hoe zoiets werkt. Maar dat zeg je niet. Want oh, oh, het zijn zulke lieverds, je paps en je mams.
Natuurlijk heb je weleens iets over emancipatie en feminisme gehoord. Bij de kapper lag de Opzij. De moeder van één van je beste vrienden draagt nog steeds een paarse overal. En je alternatieve juffrouw had het soms over rolpatronen. Maar dat je bewust met je vrouw-zijn bezig was: nee, niet echt.
Dan neemt de zoon van de moeder met de paarse overal je op de Internationale Vrouwendag mee naar een workshop lachmeditatie. En eigenlijk valt de sessie niet tegen. De lach-goeroe voor je is niet helemaal echt, maar het gegrinnikt werkt ontspannend - handig tijdens zo'n tentamenweek.
Aan het eind van de bijeenkomst, wanneer de goeroe de zaal om ervaringen vraagt, wordt je relaxte mood ruw verstoord door een overslaande vrouwenstem: 'Waarom laat u zoveel mannen aan het woord. Is het vandaag niet Internationale Vrouwendag?'
Je bent verbijsterd. Vanwege het objectief constateerbare feit dat er meer mannen dan vrouwen hun vingers opsteken. Maar vooral omdat je niet wist dat er zoiets als slachtofferfeminisme bestaat. Immers: als jij wat wilt zeggen, dan zeg je dat gewoon.