Docenten worden er beter van als ze via vragenlijsten hun onderwijs laten evalueren. Studenten blijken goed in staat hun oordeel over de docent los te koppelen van wat ze vinden van het vak of van hun eigen prestaties.
Dat blijkt uit een studie waarop Wim van Os volgende week promoveert aan de Vrije Universiteit. Docenten van wie het onderwijs al eens getest is via een vragenlijst, doen het de jaren daarop beter. Als ze zich nog eens laten `doormeten' met zo'n vragenlijst, scoren ze hoger.
Voor zijn onderzoek kon Van Os beschikken over materiaal dat hij als medewerker van het Onderwijs Adviesbureau van de VU had klaar liggen. Hij nam 1300 docenten onder de loep die met vragenlijsten voor studenten hebben gewerkt. Ongeveer eenderde van hen legde dezelfde vragen een jaar later nog eens aan hun studenten voor; daar weer eenderde van deed dat zelfs een
derde keer. Per keer scoren de betrokken docenten beter: de tevredenheid van hun studenten stijgt.
Wat docenten met de uitkomsten van de evaluaties doen en waarom hun onderwijs vooruit gaat, weet Van Os niet precies. 'Docenten die slecht scoren kunnen bijvoorbeeld een cursus volgen of sleutelen aan de inhoud van hun onderwijs. Maar of ze dat ook echt doen, weet ik niet', zegt hij. 'Hoe dan ook, ze trekken zich kennelijk wel iets van de uitkomsten aan.'
In zijn proefschift verdedigt Van Os zich tegen aantijgingen dat vragenlijsten geen betrouwbaar beeld van de kwaliteit van docenten zouden geven. Hij stelt vast dat studenten niet automatisch slechte cijfers geven aan docenten in saaie of zware vakken. Of ze zelf hoge cijfers halen bij tentamens, heeft evenmin invloed op hun oordeel.