Investeren in onderwijs in ontwikkelingslanden

| Redactie

Ook onder slechte omstandigheden en binnen krappe randvoorwaarden moet je in ontwikkelingslanden investeren in onderwijs en dus in de toekomst. Dat is de visie van het onlangs officieel opgerichte Nederlandse samenwerkingsverband DECIDE. Doel is het bundelen van de krachten op het vlak van internationale onderwijsontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden.

Jan van den Akker, hoogleraar bij de faculteit TO, is een van de founding fathers van DECIDE, de afkorting van Dutch Expertise Consortium for International Development of Education. De drie huidige partners in het samenwerkingsverband zijn de faculteit TO, UT-onderzoeksinstituut CHEPS en het Centrum voor Internationale Samenwerking (CIS) van de Vrije Universiteit Amsterdam. CIS en TO werkten al jaren samen, het besluit om een consortium op te richten kwam later. 'In Nederland zijn allemaal kleine clubjes maar een overkoepelende organisatie is er niet. En ook de Wereldbank juicht zo'n initiatief enorm toe omdat het al die clubs veel bereikbaarder maakt. Dat was ook een motief', verklaart Van den Akker.

Een symposium, eind februari, markeerde de samenwerking. Nu is het wachten op andere instanties om toe te treden. Van den Akker denkt aan universiteiten en hogescholen, onderwijsverzorgingsinstituten als CITO en Cinop en de landelijke pedagogische centra. Ook binnen de UT wordt toetreding verwacht, te weten van het Dinkel-instituut en de Vakgroep Ontwikkelingskunde.

In voorbije jaren was DECIDE al actief in ondermeer Mozambique, Bolivia, Zimbabwe, Centraal- en Oost Europa, Indonesië en China. Want de hele wereld schreeuwt om onderwijsverbeteringen. 'Kreten als actief leren, life long learning en leren leren gaan de hele wereld over. Dat is natuurlijk een beetje papegaaiachtig, maar het ambitienieveau is erg hoog. Overal wil men graag af van het chalk and talk- onderwijs waarbij de docent actief het krijtje hanteert en praat terwijl de student een passieve rol heeft', vertelt Van den Akker.

En daar kunnen de landen de Nederlandse expertise goed bij gebruiken. Van den Akker: 'Nederland heeft een goede naam op onderwijsterrein. En internationaal staan we bekend om ons werk op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.' Vragen op allerlei niveaus vragen om deskundig inzicht. 'Hoe bestuur je een universiteit, hoe richt je je praktica in, hoe ontwikkel je nieuwe curricula.'

In Mozambique bijvoorbeeld moeten de universitaire organisatorische en managementstructuren veranderd worden. Ook wordt er hard gewerkt aan de heroprichting van een onderwijsfaculteit die in de tijd van hevige burgeroorlogen noodgedwongen haar deuren sloot. En in Tanzania wordt geholpen bij het verbeteren van de opleiding voor leraren exacte vakken.

De beginsituatie verschilt van land tot land. Want ook al wil een land nog zoveel, economische opbouw is een voorwaarde voor goed onderwijs. Hoe kan je studenten iets leren wanneer er geen gebouw is, of er geen leraren zijn? Of wat te doen in landen waar de salarissen zo beroerd zijn dat leraren moeten bijklussen om rond te komen en geen energie hebben om aan onderwijsverbetering te doen?'

'Maar andersom geldt het ook', zegt Van den Akker. 'Hoe kun je economische vooruitgang realiseren zonder adequaat opgeleide werknemers. Onderwijsontwikkeling en economische opbouw gaan hand in hand. We hebben niet de illusie dat door verbetering van het onderwijs de hele situatie ineens verbetert. Hulp bij die economische opbouw is meer een zaak van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. Maar ondanks dat moet je het wel proberen. Investeren in onderwijs is investeren in de toekomst.'

Gretig

Nobele gedachten, maar waar schuilt de meerwaarde voor TO? Van den Akker: 'Soms wordt de vraag gesteld "wat schieten wij hier wetenschappelijk meeop?". Wat dat betreft wil ik een onderscheid maken tussen onderwijskunde en technische faculteiten. Die hebben er voor hun wetenschappelijke kennis weinig aan om naar een ontwikkelingsland te kijken. Laboratoria daar lopen achter op voorzieningen hier en het niveau is vaak lager.'

Voor onderwijskunde is dat anders, legt Van den Akker uit. 'Bij een maatschappijgerichte studie als TO word je er ook wetenschappelijk wijzer van. Het object van onze studie is mensen en sociale structuren en dan werkt een variatie aan contexten stimulerend.' Die meerwaarde illustreert Van den Akker met een voorbeeld. 'Wat er echt toe doet bij onderwijskwaliteit wordt ineens een stuk helderder. In Nederland verschillen scholen namelijk niet zo van elkaar, ze voldoen allemaal aan een westers rijtje van standaardcriteria. Maar in ontwikkelingslanden zie je grote kloven tussen scholen. Dan wordt ineens glashelder wat een school effectief maakt.'

Naast de wetenschappelijk meerwaarde is het werk ook erg leuk om te doen, is zijn ervaring. Onlangs was hij nog in Shanghai, China. 'Er is daar een groep mensen die zich bezighoudt met de ontwikkeling van curricula. Daar willen ze heel goed in worden. Op Aziatisch niveau zelfs, is de ambitie. Bij dat soort initiatieven sluiten wij ons graag aan. China was heel gretig naar samenwerking en dat is een prettige uitgangssituatie.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.