Er bevinden zich nog flink wat beren op de weg van de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs. Als het wetsontwerp van onderwijsminister Hermans niet al in de Tweede Kamer fatale vertraging oploopt, kan allerhande onduidelijkheid onder studenten, staf en instellingen nog voor flinke problemen zorgen.
Elf maanden voor de feitelijke start van vele nieuwe opleidingen overheerste vorige week vrijdag vooral gebrek aan informatie onder de bezoekers van een landelijke Ba-Ma Manifestatie in Amsterdam, georganiseerd door de ASVA Studentenunie. Op de agenda prijkten voorname onderwerpen als internationale mobiliteit en het verschil tussen wetenschappelijk- en hoger beroepsonderwijs. De discussie bleef veelal op een basaler, zelfs banaler, niveau.
Journalist-dagvoorzitter Max van Weezel concludeerde zelfs dat er nog 'choquerend veel' onduidelijk was over de geldigheidsduur van studiefinanciering, de lengte van opleidingen en criteria voor doorstroming naar de masteropleidingen. De aansluiting op de middelbare school en de gewenste breedte van bacheloropleidingen waren hem een raadsel (gebleven).
Veel hiervan wordt wel uitgewerkt in het wetsontwerp dat minister Hermans vorige week naar de tweede Kamer stuurde. Daarin wordt echter het nodige opengelaten voor invulling door de onderwijsinstellingen zelf. Die hebben daar, samen met de studentenbonden, vaak bij de liberale minister om gevraagd, uit weerzin tegen de 'regelzucht' van zijn voorgangers.
In Amsterdam bleek echter dat studenten en instellingen nu regie weer node missen in de bachelor-master voorstellen. In vijf maanden tijd is er dus weinig veranderd sinds de Groningse rector magnificus Doeko Bosscher om deze reden een 'afnemend enthousiasme' signaleerde.
Als klap op de vuurpijl kwam daar vrijdag de dreiging bij dat de invoering van het nieuwe systeem helemaal nog geen gelopen race is. Althans, als het aan Tweede Kamerlid Mariëtte Hamer ligt. De sociaal-democrate was in de Rode Hoed de enig aanwezige parlementariër, maar ze sprak naar eigen zeggen voor meerdere collega's met de opmerking dat er nog flink aan de wet geschaafd zal dienen te worden.
Het eerste mikpunt van de kritiek is natuurlijk de introductie van de zogenaamde 'topmasters'. Dat zijn opleidingen waarvoor streng geselecteerd mag worden, 'n een hoger collegegeld mag worden gevraagd. Voor de zomer kreeg een CDA-motie hiertegen een ruime kamermeerderheid. Hamer: 'De introductie van bama mag geen vluggertje worden'. Unanimiteit was er in de manifestatie verder slechts op twee punten: tijd en geld. 'Waarom is er eigenlijk zo'n haast bij als die de nieuwe structuur er volgens Europese afspraken pas in 2010 hoeft te zijn?', luidde een retorische vraag uit de zaal.
Een ruim half jaar voor de verkiezingen zijn ook de financiële eisen aan Hermans hardnekkig. 'Zonder extra geld is de suggestie van internationaal meedoen boerenbedrog', aldus collegevoorzitter Sijbolt Noorda van de Universiteit van Amsterdam. 'Een typisch Nederlandse oplossing, gewoon andere etiketten plakken op hetzelfde.'
Volgens Noorda, zijn collega's uit Utrecht en Twente en de studentenbonden moet de honderd miljoen eenmalige bijdrage worden verhoogd tot 300 miljoen - per jaar.
Het is echter niet allemaal misère. In een discussie over de arbeidsmarkt bleek bijvoorbeeld dat Bert de Reuver van de UvA bijvoorbeeld mooie kansen ziet voor de uitbreiding van het aantal duale leerwegen in het bachelor-mastersysteem.
Hij vindt dat de combinatie van werken en leren thuishoort aan de universiteit en sloot naadloos aan bij Noorda, die het onderscheid tussen wetenschappelijk- en hoger beroepsonderwijs volstrekt achterhaald vindt. Noorda's collega Jan Veldhuis verschilt daarover stevig met hem van mening. Veldhuis: 'Door het handhaven van het verschil tussen havo en vwo is het opheffen van de scheiding WO-HBO een illusie. Bovendien is er in Nederland al zo weinig onderscheid, dat wij bewust kiezen voor een wetenschappelijke oriëntatie.'
Mooie vergezichten schetste ten slotte ook Hans Adriaansens, rector van het Utrechtse 'University College' dat al een tijdje 'schaduwdraait' met het bachelor-mastersysteem. Instellingen voor hoger onderwijs worden volgens hem 'holdings van kleine eenheden met een menselijke maat, zoals de 'colleges' van Oxford.' Platte organisaties dus, 'waarin geen brieven van commissie naar commissie worden gestuurd.'
Adriaansens waarschuwt wel tegen nivellering. 'We moeten iets in huis hebben voor goede studenten en selectie is een belangrijke prikkel. Want we moeten uitkijken dat Nederland niet, vanwege de appetijtelijke overheidsfinanciering, de undergraduate capital van Europa wordt'.