De Twentse hoogleraar Biocompatibility pakt een plexiglazen trofee uit de kast. `Dit beeldje staat voor vijftien miljoen euro', zegt hij, niet zonder trots. Clemens van Blitterswijk is namens het Biomedisch technologisch instituut penvoerder van het programma Translational Regenerative Medicine (TeRM), waarin onderzoekers van de UT en de TU/e samenwerken met verschillende academische ziekenhuizen (waaronder Utrecht en Rotterdam) en vijf spin-off bedrijven (waaronder CellCoTec Bilthoven). Het programma heeft als doel om tissue engineering technieken toepasbaar te maken in het ziekenhuis. `We concentreren ons op twee groepen weefsels,'zegt Van Blitterswijk. `De ene helft van de projecten richt zich op het herstel van bot en kraakbeen en de andere helft op weefselherstel in hart en bloedvaten. '
Als penvoerder van het consortium heeft het BMTI zelf een aandeel in verschillende onderzoeksprojecten. Bovendien zijn vier van de vijf deelnemende spin-off bedrijven ontstaan vanuit het instituut. `Het Twentse onderzoek is vooral gericht op kraakbeen en bot,' vertelt Van Blitterswijk. `De technologie voor het herstel van hart- en bloedvatweefsel komt in dit project voornamelijk uit Eindhoven. Maar ook laboratoria van academische ziekenhuizen doen veel aan fundamenteel onderzoek.'
| De lichaamseigen hartkleppen worden gekweekt in een bioreactor. Een afbreekbare mal met de juiste vorm wordt gevuld met cellen van de patiënt, die na enige tijd in een broedstoof uitgroeien tot een stukje weefsel. Foto Bart van Overbeeke |
In totaal worden binnen TeRM acht projecten gestart die de komende vijf jaar de technologie naar de kliniek moeten brengen. Hoewel het gaat om hersteltechnieken voor zeer verschillende weefsels, hebben de projecten elkaar nodig om succesvol te zijn. `Kennis van bioreactoren en stamcellen is in alle projecten belangrijk en ook met regelgeving krijgen alle projecten te maken,' zegt hij. `De kracht van TeRM is dat de opgedane kennis voor alle partners beschikbaar is, zodat het doel om de technologie in korte tijd naar de kliniek te brengen, ook haalbaar wordt.'
| Clemens van Blitterswijk: ...vijftien miljoen... |
Volgens Van Blitterswijk is ook de deelname van spin-off ondernemingen aan het consortium onontbeerlijk. `Als we in het laboratorium een nieuwe technologie ontwikkelen, zoeken we naar het bewijs dat de technologie werkt. Maar dan heb je nog geen bruikbaar product. De echte productontwikkeling moet in een bedrijf gebeuren, dat is geen taak voor de universiteit.'
Dat de hoogleraar belang hecht aan productontwikkeling, blijkt wel uit het verleden. Zijn onderzoeksgroep stond aan de basis van vier spin-off bedrijven, waarvan er drie meedoen in het TeRM-consortium.
Veelbelovende technologieën, bundeling en uitwisseling van kennis, samenwerking tussen onderzoekers, artsen en bedrijven: het kan haast niet anders of binnen vijf jaar zijn getissue-engineerde hartkleppen, bloedvaten, heupen en knieën gemeengoed. Van Blitterswijk is dan ook zeker optimistisch, al heeft hij geleerd uit het verleden. `Het TeRM-programma is ook nodig om uit te zoeken wat al die veelbelovende technologieën echt waard zijn voor artsen en patiënten,' zegt hij. `Helaas zijn goede resultaten in kweekschalen of zelfs proefdierexperimenten geen garantie dat een methode ook werkt in echte mensen. In het verleden hebben we dat gezien met tissue engineering van bot. We hebben in 1997 IsoTis opgericht (in Bilthoven, red.) om de technologie daarvoor naar de kliniek te brengen. De resultaten vielen toen erg tegen: bij de patiënten vonden we veel minder bot dan in de proefdierexperimenten. Kennelijk was de technologie nog niet rijp. Nu zijn we echter tien jaar verder en denken we dat de klinische experimenten wel succesvol zullen zijn. Het huidige dragermateriaal voor de botcellen is bijvoorbeeld tien keer beter dan wat we destijds gebruikten. Het dragermateriaal fungeert niet meer alleen als een mal die zorgt dat het nieuwe bot de juiste vorm krijgt, maar zet de cellen ook actief aan tot het maken van nieuw botweefsel. Met de TeRM-projecten willen we de komende jaren tissue engineering gaan inzetten voor botherstel in ruggenwervels en in de kaak.'
De groep van Van Blitterswijk speelt niet alleen een rol in de projecten over bot, maar ook in twee projecten over kraakbeen. Die zijn gericht op de voorkoming van artrose en het herstel van grote beschadigingen van kraakbeen in de knie. De andere projecten binnen TeRM richten zich op het herstel en het buiten het lichaam kweken van bloedvaten, op lichaamseigen, gekweekte hartkleppen en op het gebruik van stamcellen om afgestorven hartweefsel te herstellen. Als aanvulling op het SmartMix subsidiebedrag van vijftien miljoen euro, dragen de consortiumpartners samen nog eens tien miljoen euro bij.
Voor de liefhebbers: direct na zijn aantreden in Twente publiceerde UT-Nieuws een verhaal over de wetenschappelijke activiteiten en denkbeelden van Clemens van Blitterswijk. Zie ons digitale archief, editie donderdag 17 april 1997.