| Stans Drossaert en Marcel Pieterse (Foto: Arjan Reef) |
Zo'n vijftien jaar geleden, toen hij nog doceerde in Amsterdam, begon hij strak van de zenuwen aan zijn colleges. `Nog nooit was ik zo bewust van mezelf', vertelt hij. `Ik wilde hoe dan ook niet afgaan voor een publiek van honderd studenten. De week ervoor had ik fulltime aan mijn verhaal gewerkt.' Nog steeds steekt Pieterse veel tijd in het overbrengen van de boodschap. `Maar als je helemaal in je verhaal zit en er lol in hebt, kan er weinig misgaan.'
Niet dat de collegestress na een paar keer voorbij is. Integendeel, dat kost jaren, ondervond ook Stans Drossaert. In 1999 gaf ze haar eerste minorvak: inleiding in de sociale psychologie. Sindsdien is het alleen maar meer geworden en werd haar aanbod steeds gevarieerder. Voor grote collegezalen geeft ze nu de vakken psychologie en sociale psychologie; ze begeleidt studentgroepen bij communicatiekundige en psychologische ontwerpopdrachten. En ze verzorgt kleinschalige colleges voor masterstudenten gezondheidscommunicatie en veiligheid & gezondheid.
Nog regelmatig denkt Drossaert terug aan de cursus DUIT, het acroniem voor didactisch universitair inwerktraject Twente. Dat duurde maar liefst 200 uren en gaf haar een schat aan praktische bagage. `Je kruipt weer helemaal in de studentenrol die je vroeger zelf speelde. Dat je alles tot het laatste toe wilde uitstellen bijvoorbeeld. Daarom stel ik veel vragen, ook tijdens de grote colleges, laat filmpjes zien en doe tests. Soms krijg je een ander antwoord dan verwacht. Dan moet je niet meteen teleurgesteld zijn en de student sturen naar “het goede antwoord”. Het is de kunst je flexibel op te stellen. Meegaan, kijken wat er dan gebeurt.'
Pieterse geeft zijn studenten aan het begin van een collegereeks soms een werkopdracht mee waarvoor ze het dictaat alvast flink moeten doorspitten. `Dat vinden ze he-le-maal niet leuk', weet hij. `Maar het bevordert wel dat ik op een hoger kennisniveau kan insteken in mijn colleges en daardoor veel meer kan doen. Mijn colleges zijn niet schools, hoewel dat voor andere docenten en voor andere vakken best juist heel goed kan werken. Ik wil enthousiasmeren, om de theorie heen vertellen, afwisseling aanbrengen.'
Voor georganiseerde feedback op elkaars onderwijsactiviteiten gunnen de twee docenten zich geen tijd. Hooguit blazen ze wat stoom af gedurende de pauzes, wanneer een lichting studenten erg rumoerig is, of maar moeizaam meedoet. `Waarom bekijken we elkaars colleges niet wat vaker', vraagt Pieterse zich af. `Kunnen we van elkaar leren en ons repertoire uitbreiden', vult Drossaert aan. `Kijken wanneer iets werkt, of niet, en waarom.'
De druk van het onderwijs neemt ook bij de afdeling PCGR al jarenlang toe. Na de sterk gegroeide opleiding TCW, eind jaren negentig, volgde de start van psychologie in 2002. Vooral nieuwe vakken ontwikkelen kost tijd, niet alleen de inhoud en de manier waarop die te brengen, maar ook het vinden van voorbeeldmateriaal, de normeringen, het samenstellen van tentamens. Als een vak na enkele jaren vorm heeft gekregen, volgen kritische evaluaties. Vakken moeten niet zelden qua inhoud veranderen om te voldoen aan nieuwe visitatie-eisen.
We trappen ook wel een beetje in onze eigen val, vindt Pieterse. Drossaert beaamt dat: `Ik ken geen docent die een eigen vak graag afstaat. Het is een beetje je kindje. In het onderwijs geef je veel van jezelf. Vooral als het om vakken verderop in de studie gaat, die steeds specifieker op je vakgebied liggen en het niveau van de studenten steeds hoger wordt.'
Pieterse: `We werken heel autonoom. Je kunt je vak naar eigen inzicht invullen. Dat is toch het mooiste. Wat ook een rol speelt: veel onderwijs betekent voor onze afdeling ook veel inkomen. Dat geef je niet zomaar op.'
Onderwijs en onderzoek staan deels op gespannen voet met elkaar, ondervindt Pieterse. De toename van de onderwijsdruk is bijna chronisch. `Ik kom er te weinig aan toe subsidies aan te vragen voor derdegeldstroomonderzoek. Dat kost veel tijd, en succes is lang niet altijd verzekerd. Eigenlijk moet ik er drie per jaar uitdoen, maar dat lukt niet altijd. Dat is jammer, want het gaat om het meer diepgaande, fundamentele onderzoek.'
Aan de andere kant dragen de studenten, vooral later in de studie, belangrijk bij aan het onderzoek van de afdeling, bijvoorbeeld met enquête-onderzoek naar verslavend gedrag onder jongeren, in het kader van een bachelor-opdracht.
`Ook levert het veel contacten op met velden buiten de universiteit', zegt Drossaert. Zo werkt een studentonderzoeker voor Humanitas in Rotterdam. `Voor deze organisatie kijken we hoe de normen rond seksualiteit veranderen, denk bijvoorbeeld aan breezer-sex of gangbangs. Daarover wordt veel gesproken in de media, maar wat adolescenten er zelf van vinden, is onduidelijk.'