![]() |
Foto: Martin Bosker |
Roken is er tegenwoordig niet meer toegestaan, maar zo af en toe glipt er nog wel `es een sigaartje tussendoor. `Ach, zo'n kleintje, dat merk je hier eigenlijk niet', fluistert Feijen. In zijn kamer in de Zuidhorst, het complex dat is gebouwd op de fundamenten van de aloude hallen van het toenmalige gebouw voor werktuigbouwkunde, vertelt hij over zijn wetenschappelijke carrière. Die begon met een studie organische chemie, gevolgd door een promotie, beide in Groningen. In 1970 kwam hij als wetenschappelijk medewerker in Enschede terecht, in de groep van professor Aat Bantjes. Drie jaar later verruilde hij de UT enige tijd voor de universiteit van Utah in Salt Lake City, waar hij was aangesteld als gasthoogleraar. En het scheelde maar weinig of hij had daar zijn loopbaan voortgezet. `Ik overwoog in de VS te blijven, ik had het prima naar mijn zin. Maar al gauw bood de decaan van de (toen nog) faculteit Chemische Technologie Jan Schuijer mij een positie aan als lector biomedische materiaaltechniek. Dat was een persoonlijke benoeming, die al snel werd omgezet in een hoogleraarschap. Toen kon ik beginnen met het opzetten van een eigen vakgroep: polymeerchemie en biomaterialen. Dat was wat ik wilde.'
Na zijn terugkeer uit de States begon hij vanuit Twente een uitwisselingsprogramma met Salt Lake City en Tokio, waar hij ook wetenschappelijke contacten had opgebouwd. `Dat was een moeilijk proces, want internationalisering bestond eigenlijk nog niet. Er was dus ook geen geld voor. We waren destijds al zo creatief om een stichting op te richten om zaken als reis- en verblijfkosten te financieren.
Wat je de UT nu in toenemende mate ziet doen met bijvoorbeeld China, Singapore en Indonesië, dat deden wij al dertig jaar geleden. Natuurlijk, op een andere schaal, met bescheidener middelen en zonder zaken als internet. Maar we hebben in de loop der jaren zeker vijftig promovendi uitgewisseld, van wie een behoorlijk aantal later hoogleraar is geworden', vertelt hij niet zonder trots.
Feijen wist op allerlei manieren het biomedisch technologisch onderzoek op de kaart te zetten. Hij stond mede aan de wieg van het CCMBT, de afkorting van coördinatiecentrum voor biomedische technologie, dat later werd omgevormd tot het BMTI, een van de drie technische onderzoeksinstituten van de UT.
Feijen: `Het CCBMT was het eerste multidisciplinair georganiseerde samenwerkingsverband op het gebied van onderzoek en onderwijs binnen deze universiteit. Voor die tijd hielden onderzoeksgroepen van de verschillende opleidingen zich stuk voor stuk bezig met biomedische technologie en zat ieder op zijn eigen plek. Het doel van het nieuwe instituut was nu om de wisselwerking tussen die groepen te bevorderen en daarvoor moest ik chemici, fysici, elektrotechnici, werktuigbouwers en medici zien te overtuigen van het nut van samenwerking. Het heeft veel moeite gekost om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. Ik dacht wel eens: `Jan, waarom steek je niet gewoon al je tijd in je eigen vakgebied'.
Het ongeveer zestien jaar geleden opgerichte BMTI kon dankzij zijn speerpuntstatus flink groeien. Halverwege die periode werd het instituut, met de komst van de onderzoeksafdeling van de Bilthovense biotechonderneming IsoTis Orthobiologics, in één klap nationaal en internationaal een belangrijke speler op het gebied van tissue engineering. Dat was een gouden greep. `Daarmee werd een onderzoeksgroep ingebracht met veel kennis van de celbiologie. Dat was wat we nodig hadden om verder te komen. Bovendien kwam er ook een behoorlijke som geld mee. Die stap heeft het instituut als geheel versterkt', meent Feijen, die al voor de `fusie' met IsoTis samenwerkte met een van haar stuwende krachten, collega-hoogleraar Clemens van Blitterswijk.
De afgelopen dertig jaar heeft het onderzoek op het gebied van biomedische technologie een hoge vlucht genomen, constateert hij. `Wij hebben met een kleine groep mensen wereldwijd geknokt om dat te bereiken. Dat is gelukt. Op het eerste Wereld Biomaterialencongres in Wenen kwamen ongeveer honderdvijftig mensen af. Op het recent gehouden congres in mei in Amsterdam waren dat er drieduizend.
`Steeds meer mensen raken betrokken bij dit vakgebied. Er is aanzienlijk meer diversiteit ontstaan in onderzoek. We begonnen destijds met medische hulpmiddelen als kunstgewrichten, implantaten, katheters, kunstnieren en -harten. Later kwamen daar systemen voor gedoseerde afgifte van medicijnen bij.' Uitstekende ontwikkeling ook dat het onderzoek van de opleiding technische geneeskunde en dat van het BMTI onder één noemer wordt gebracht, aldus Feijen, die de kloof tussen onderzoek en de toepassing in de praktijk gaandeweg kleiner heeft zien worden.
De scheidende wetenschappelijk directeur van het succesvolle instituut is zeer te spreken over het niveau van zijn staf en de synergie die er bestaat tussen de verschillende groepen. Enkele daarvan zijn `geadopteerd' omdat ze elders binnen de UT niet langer werden gefinancierd. `Al met al is dit een hele grote eenheid met veel promovendi. De combinatie wetenschapper / wetenschappelijk directeur van een groot instituut is best zwaar. Ik heb heel veel gereisd en dan was ik dus weer een tijdje weg, maar het contact met de werkvloer heb ik altijd kunnen behouden. Dat is heel belangrijk.'
`Hoe ik mezelf zag als leider?' Feijen denkt na. Dan, bescheiden: `Eh, ik heb altijd mijn eigen koers gevolgd en anderen daar voor weten te winnen. Ik heb er altijd naar gestreefd de ud'en uhd's maximale verantwoordelijkheid te geven. Ik gaf ze de ruimte. Zo kan je denk ik mijn stijl samenvatten.'
Over facetten die hem het meest interesseren in de strategische plannenmakerij van de UT, zoals de opzet van een Graduate School voor onderzoekmasters en promovendi, is Feijen positief. `Ik ben voorstander van een verkort promotietraject. Het punt is nu dat de huidige aio's personeelslid zijn en bij allerlei onderwijstaken, praktica en werkcolleges worden ingeschakeld. Ik vrees dat dit stelsel op termijn niet meer te betalen zal zijn. Je kunt allerlei voors en tegens verzinnen, maar ik zie promovendi toch vooral als studenten. Als je het buitenland wilt volgen krijgen ze in de Graduate School ook weer die status. Tenure tracks? Prima.' Scouting van internationaal jong talent ten behoeve van het UT-onderzoek, ook daar is Feijen een voorstander van, al beseft hij dat zoiets ook zijn prijs heeft. `Geld zal altijd een rol spelen.'
De beminnelijke sigarenroker bereikt in januari de pensioengerechtigde leeftijd. `Ze hebben me verteld dat ik een maand voor mijn echte pensioen eerst met de VUT moet, dat is handiger. Dat doe ik dan maar.' Maar helemaal stoppen met werken doet hij niet. Als parttime hoogleraar blijft hij verbonden aan de UT. `De komende twee jaar werk ik nog één dag in de week om promovendi te begeleiden. Daarnaast heb ik een aantal aanstellingen bij buitenlandse universiteiten en heb ik verzoeken gekregen vanuit Korea en China. Het wordt nu tijd om te kiezen wat ik ga doen. Want ik wil best een keer wat langer met mijn vrouw op vakantie, drie of vier weken of zo. Daar was nooit tijd voor.'
Ter gelegenheid van de pensionering van Jan Feijen wordt vandaag, donderdag, in de Horst een symposium gehouden met als titel Highlights in BioMedical Technology. Tussen 10:00 tot 17:45 uur zijn er lezingen van verschillende sprekers uit de wetenschap en het bedrijfsleven. Op vrijdag 21 december zijn afscheidsreceptie.
Prijzen
Jan Feijen ontving in zijn loopbaan veel internationale prijzen voor zijn wetenschappelijke verdiensten. Zoals de George Winter Award van de European Society for Biomaterials, de Clemson Award van de American Society for Biomaterials, de Founders Award van de Controlled Release Society en de Award for Distinguished Service in Advancement of Biomaterials Science van de Japanse Society for Biomaterials. Ook zorgde hij voor erkenning van het werk van buitenlandse collega's. Good old Willem Kolff, de uitvinder van de kunstnier, verleende hij in 1986 namens de UT een eredoctoraat, net zoals hij dat deed bij Sung Wan Kim in 2006, zijn collega in Salt Lake City. `Ik heb Sung Wang voorgesteld omdat hij een excellente wetenschapper is en ontzettend veel heeft gedaan voor de UT, zoals promovendi opvangen. Wij zijn heel goede vrienden. Hij is bijna familie eigenlijk.' Zou hij zelf nog wel een eredoctoraat willen ontvangen? `Ik hou me daar absoluut niet mee bezig. Ik vind bovendien dat zoiets niet wederkerig moet zijn.'