Professor over de grens

| Redactie

Een plus een is drie. Althans als je zowel aan de UT werkt als aan een buitenlandse universiteit. Het betekent een extra investering in tijd, maar die levert veel op. Nieuwe contacten, leuke projecten en de mogelijkheid jezelf te ontwikkelen. `Deze buitenlandse aanstelling maakt het makkelijker aan de UT ooit door te groeien tot hoogleraar.'

Gouden kans om de hoek

Hans Vossensteyn werkt al achttien jaar voor Cheps, het Center for Higher Education Policy Studies, van de faculteit MB. Sinds twee jaar is hij ook hoogleraar in Osnabrück.

Zijn contractbespreking had nogal wat voeten in aarde. Het duurde zo'n driekwart jaar voordat alles rond was tussen Hans Vossensteyn, de UT en de universiteit van Osnabrück. `Arbeidstechnisch is een aanstelling in het buitenland niet gemakkelijk', vertelt Vossensteyn. `Mijn Duitse werkgever zou bijvoorbeeld de premies voor mijn sociale verzekeringen in Nederland moeten afdragen, maar de kennis daarvoor ontbreekt. Uiteindelijk hebben we besloten een detacheringscontract op te stellen. Osnabrück betaalt Cheps voor de uren dat ik in Duitsland werk. Netto zouden twee contracten gunstiger zijn, maar qua regelgeving is dat lastig. Je hoort wel altijd over één Europa, maar wat dit betreft denk ik dat de weg nog lang is.'

Senior researcher Vossensteyn, zoals gezegd sinds 1991 in dienst bij Cheps, werkt vanaf maart 2007 als nebenberufliche Professor voor de opleiding MBA Hochschul- und Wissenschaftsmanagement in Osnabrück. Aan de UT doet hij voornamelijk onderzoek naar de internationalisering en de bekostiging van het hoger onderwijs. Dit jaar is hij bovendien waarnemend directeur van Cheps. Zijn aanstelling in Osnabrück is grotendeels een onderwijstaak. Hij verzorgt lesmodules en bewaakt de kwaliteit van het onderwijsprogramma.

`Een mooie carrièrestap omdat ik daar prof kon worden', omschrijft Vossensteyn zijn overwegingen voor deze dubbele functie. `En ik kreeg de mogelijkheid veel les te geven, iets dat op de UT op dat moment niet kon. De colleges aan mensen met beroepservaring op het specialistische gebied van het hogeronderwijsbeleid leiden tot interessante discussies. Het levert me bovendien veel ideeën op en veel kennis van het Duitse systeem die ik kan inbrengen in onderzoeksprojecten bij Cheps.'

Een ander voordeel: zijn netwerk groeit. Vossensteyn: `Ik word steeds vaker gevraagd voor conferenties of nevenfuncties.' Cheps profiteert daarvan mee. `De contacten komen altijd van pas bij onze projecten of projectacquisitie. Je kunt niet zeggen, het heeft de vakgroep zoveel duizend euro opgeleverd. Kennis die ik in Duitsland opdoe, gebruik ik als input voor onderzoeksprojecten van Cheps.'

Een derde van zijn werkweek besteedt Vossensteyn aan het professoraat in Osnabrück, maar een deel daarvan doet hij in Twente, zoals coördinerende taken en het nakijken van verslagen. De colleges zijn veelal op vrijdag en zo'n acht zaterdagen per jaar. Dat is een behoorlijke belasting, verzekert Vossensteyn. `De vrijdagcolleges duren van tien tot zes, maar zaterdag beginnen ze om half negen. Dan moet ik om kwart over zeven de deur uit. Na al een hele dag les te hebben gegeven. Zaterdagavond kom ik geregeld uitgepierd thuis.' Gelukkig valt de reistijd mee. `Deze baan is echt een gouden mogelijkheid. Professor op het gebied van het hogeronderwijsmanagement, en dan ook nog om de hoek. Een andere Nederlandse universiteit zou verder reizen zijn.'


`Meer dan een hele baan'

Wilma Dierkes is universitair hoofddocent bij de vakgroep Elastomer Technology and Engineering (faculteit CTW) en werkt sinds april als hoogleraar aan de Tampere University of Technology in Finland.

`Cultuurverschillen zijn er zeker', lacht Dierkes. Vorige maand organiseerde ze met haar Finse vakgroep Materials Technology een kick-offmeeting. `Ik gaf aan wat er allemaal zou kunnen en wat ik zou willen. Ik hoopte op discussie met de bedrijven die deelnemen aan het project. Gingen we direct naar het volgende agendapunt! Bedrijven zijn terughoudend, zeker als ze denken dat anderen een idee kunnen krijgen waar ze mee bezig zijn. Ik hoop dat dat een beetje verandert, dat als we inhoudelijk gaan praten er meer respons komt.'

`Ik heb in Finland alleen een onderzoeksaanstelling. Misschien dat ik een enkele keer een workshop geef, maar dat is niet structureel. Inhoudelijk sluit het aan bij wat ik in Twente doe. Ik zal me vooral bezighouden met vulstoffen voor elastomeren en het hergebruik van rubberproducten. Aan de UT ben ik net begonnen met een project over de recycling van autobanden. In Finland ga ik iets soortgelijks doen, maar dan met rubber van technische producten zoals transportbanden die bijvoorbeeld in de mijnindustrie worden gebruikt.'

Dierkes hoopt dat haar aanstelling in Tampere nieuwe samenwerkingsverbanden oplevert tussen haar UT-vakgroep en Finse industriepartners. `Bovendien hoop ik dat er een uitwisseling komt van aio's en afstudeerders. Binnenkort hebben we nieuwe promotieplaatsen, hopelijk lukt het me daarvoor iemand uit Finland te halen.'

`De ervaring en kennis die ik in Finland opdoe, gebruik je je hele verdere carrière', beschrijft Dierkes de persoonlijke meerwaarde van de buitenlandse leerstoel. `Daarnaast is het een mooie manier om eens te kijken hoe je als hoogleraar werkt. Wat komt erbij kijken als je verantwoordelijk bent voor de opbouw van een groep? Die stap kan ik hier nog niet maken, maar ik denk dat deze aanstelling het wel makkelijker maakt ook aan de UT ooit door te groeien naar hoogleraar.'

In Finland werkt ze ongeveer een week per maand (25 procent, met een detacheringscontract), de andere drie weken aan de UT. `Samen komt dat wel neer op meer dan een hele baan, hoor. Ik begeleid nu een aio en een afstudeerder in Finland. Dat kan niet alleen als ik daar ben, ik heb ook hier telefonisch contact.' Haar zetel in de universiteitsraad moest Dierkes door deze baan opgeven. `Jammer, want ik heb graag inbreng in het UT-beleid. Maar het valt echt niet te combineren.' Verder heeft ze nog weinig activiteiten stopgezet, al zou dat eigenlijk wel moeten, vindt ze. `We hebben nou eenmaal een kleine vakgroep. Het is moeilijk dingen los te laten, ze moeten gewoon gebeuren. Binnenkort stelt de vakgroep een nieuwe UD aan, dan kan ik wat dingen afstoten.'

Onderwijslast veel hoger

Joost-Pieter Katoen is voor een dag in de week deeltijdhoogleraar bij de vakgroep Formal Methods & Tools (FMT, faculteit EWI) en werkt nu bijna vijf jaar fulltime als professor aan de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen.

Informaticus Joost-Pieter Katoen werd in 1999 UHD aan de UT, de universiteit waar hij eerder al studeerde en promoveerde. In 2004 kon hij er persoonlijk hoogleraar worden, maar hij koos ervoor een hoogleraarschap te aanvaarden bij de vakgroep informatica van de RWTH Aachen. `Aan de UT zou ik verder gaan op dezelfde voet, terwijl ik in Aken een heel nieuwe leerstoel kon opbouwen. Die enorme uitdaging wilde ik graag aangaan. Ik heb geen moment spijt van die keuze gehad.'

Het betekende wel dat hij zijn werk in Enschede moest minimaliseren. In Aken kreeg hij een fulltime aanstelling en in Twente zou Katoen het begeleiden van aio's langzaam afbouwen. `Toen er een nieuwe leerstoelhouder FMT kwam, veranderde dat. Hij wilde mij namelijk graag behouden als deeltijdhoogleraar. Dat is sinds 1 januari van dit jaar rond.'

Zijn onderzoek richt zich op het vinden van fouten in softwarekritische systemen. `Daarbij kun je denken aan software voor de besturing van raketten, auto's of de communicatie tussen een afstandsbediening en een tv. In dat laatste geval heb je het niet over safety critical, maar zoals we dat noemen economical critical. Als een afstandsbediening niet werkt, laten consumenten je producten links liggen en dat wil je als producent niet', legt Katoen uit.

Doordat Katoen aan beide universiteiten hoogleraar is, wordt er veel samengewerkt tussen Aken en de UT. `We doen veel publicaties samen en er zijn aio's die begeleid worden vanuit mijn beide vakgroepen. Dat is een groot voordeel. Ik ken de atmosfeer in Twente, ik ken de collega's en ik heb de juiste ingangen. Daar moet je dan ook gebruik van maken.'

Veel komt Katoen, die in Maastricht woont, niet in Twente. Zijn aanstelling geldt een dag in de week, maar hij probeert dat te concentreren in een aantal op elkaar volgende dagen in de maand. `Colleges geef ik in blokken. Je kunt niet gedurende een kwartiel een dag per week in Twente zijn. Dat komt ook omdat de onderwijslast in Duitsland veel groter is. Daar moeten hoogleraren negen uur college per week geven, het hele jaar door. Dat is een belangrijk verschil met het Nederlandse onderwijssysteem. In Duitsland mogen alleen professoren colleges geven, terwijl je in Nederland in theorie een bachelor kunt halen zonder één college van een hoogleraar.'

Een ander groot verschil vindt Katoen de grotere afstandelijkheid in Duitsland. `Tegen sommige collega's zeg ik Sie. Op een gegeven moment heb ik mijn secretaresse voorgesteld elkaar te dutzen. Dat was wennen voor haar, want met haar vorige baas had ze dat nooit gedaan. Je merkt ook meer afstand in het contact met studenten. Maar dat probeer ik natuurlijk wel enigszins te veranderen.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.