Kan de wetenschap commerciële uitgeverijen omzeilen?

Universiteiten betalen nog altijd miljoenen aan commerciële uitgeverijen van wetenschappelijke journals. Maar waarom eigenlijk? Onderzoeksfinanciers en universiteiten werken aan alternatieven.

Vroeger betaalden universiteiten en instellingen uitgeverijen veel geld voor abonnementen op wetenschappelijke journals waar hun eigen artikelen in verschenen. Publiek gefinancierd onderzoek verdween dus achter een betaalmuur. Dat moest anders, vond de academische gemeenschap.

Tegenwoordig is er daarom veel meer ‘open access’: universiteiten betalen de uitgeverijen nog steeds, maar de artikelen zijn voor iedereen gratis toegankelijk. Maar goedkoper wordt het niet.

Onlangs onderstreepte journalistiek onderzoeksplatform Follow the Money nog eens dat er elk jaar miljoenen aan open access worden besteed. Vooral de zogenoemde ‘gouden route’ loopt in de papieren. Instellingen betalen uitgeverijen dan om hele tijdschriften online rechtstreeks toegankelijk te maken, en niet via bijvoorbeeld een bibliotheekarchief.

De winsten van de uitgeverijen lopen in de miljarden, blijkt onder meer uit een recent onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. In een lijst met winstpercentages doen ze nauwelijks onder voor Alphabet, het moederbedrijf van Google. De ceo’s van Wolters Kluwer en RELX, de moederbedrijven van onder meer Wiley, Springer en Elsevier, verdienen gemiddeld ruim 7,5 miljoen euro per jaar (zo’n veertig keer het salaris van de Nederlandse minister-president).

Niet transparant

Die grote uitgeverijen zijn niet transparant over de kosten en baten. Dat is een moeilijk punt zegt Darco Jansen, beleidsmedewerker Open Access bij Universiteiten van Nederland (UNL). 'Onderzoeksfinanciers wereldwijd, waaronder ook NWO, eisen al jaren meer duidelijkheid.' Zij hebben zich verenigd in samenwerkingsverband COAlition S.

Het inhoudelijke deel van een wetenschappelijke publicatie wordt natuurlijk door de onderzoekers geleverd. Jansen: 'Maar alles wat er daarnaast bij komt kijken niet. Daarom willen we graag weten hoeveel geld er precies gaat naar het reviewen, de redactie, het opmaken en de promotie van een publicatie. Dat inzicht in het kasboek kunnen of willen de uitgeverijen vooralsnog niet geven.'

Volgens de UNL-medewerker zwelt de kritiek de laatste jaren aan in de Europese academische gemeenschap. 'Dat die uitgevers als Elsevier nu onder een nog groter bedrijf als RELX hangen, dat door aandeelhouders gestuurd is en winstmaximalisatie nastreeft, is controversieel. Is het nog wel wenselijk dat we publiek geld besteden aan hun producten? Zijn de prijzen die ze rekenen wel redelijk? Daar is veel discussie over.'

Dat beaamt NWO-beleidsmedewerker Jeroen Sondervan. 'We zien alsmaar stijgende prijzen en horen over telkens hogere winsten. Dat we afhankelijk zijn van zulke partijen is op den duur geen houdbare situatie.'

43 miljoen

De universiteiten zouden volgens Follow the Money samen jaarlijks 62 miljoen euro uitgeven aan open access. Maar daar valt wel wat op af te dingen, legt Jansen van de UNL uit. 'Bij de universiteiten gaat het om ongeveer 43 miljoen euro en de rest wordt besteed door andere onderzoeksinstellingen.' Ze betalen met dat geld ook nog steeds voor gewone lees-abonnementen. 'De universiteiten geven al lang om en nabij jaarlijks hetzelfde uit aan wetenschappelijke publicaties en aan open access.'

Diamanten route

Een optie die verkend wordt om minder afhankelijk te zijn van de winstgedreven uitgeverijen is de diamanten route. Daarbij probeert de academische gemeenschap zelf de uitgever te worden. 'Dat wordt Europees omarmd', verklaart Jansen. 'Maar de vraag is wel of dat echt goedkoper gaat zijn. Want we hebben daar nu niet de capaciteit en de schaalgrootte voor. Voordat dit echt een volwaardig alternatief is, zijn we waarschijnlijk vele jaren verder.'

Zo’n ander uitgeefsysteem vraagt ook om een andere kijk op het waarderen van onderzoek, meent Sondervan (NWO). 'De Joural Impact Factor ofwel het puntensysteem waarmee we journals beoordelen wordt door grote uitgeverijen ingezet om hun exclusiviteit, monopolieposities en hoge kosten te rechtvaardigen. Dat moet minder zwaar wegen.'

Ook het uitgeefproces moet worden herzien, stelt de NWO-medewerker: 'de traditionele taken die nu vaak exclusief bij een journal liggen kunnen bijvoorbeeld worden verricht door wetenschappers die samenwerken. Daarmee komt er meer autonomie voor onderzoekers en instellingen.'

Makkelijk is het niet per se, vervolgt hij. 'NWO heeft drie jaar geleden een startsubsidie gegeven voor het diamond open access publicatieplatform openjournals.nl. Er hebben zich nu 31 journals aangemeld en die publiceren dus op een onafhankelijk platform. Dat is goed nieuws, maar het opbouwen van een netwerk, de distributie en de marketing is hun eigen verantwoordelijkheid. Ze kunnen niet meeliften op de bestaande infrastructuur van een uitgeverij. Hier is nog werk aan de winkel.'

Plussen en minnen

COAlition S betoogt in een recent gepubliceerd voorstel hoe de academische gemeenschap open access-publiceren meer naar zich toe moet trekken. Met de respons van een online vragenlijst die tot eind november online staat hopen ze een duidelijker beeld te krijgen van wat wetenschappers van open access verwachten in de nabije toekomst.

We moeten de plussen en minnen afwegen, concludeert Jansen. 'We moeten eerst helderheid krijgen van de uitgeverijen om te kunnen inschatten of ze eerlijke prijzen voor hun diensten vragen. En als we niet willen betalen, dan moeten wij bewijzen dat we dat zelf kunnen doen tegen lagere kosten. Tot die tijd is er nog geen sprake van een goed geïnformeerde keuze.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.