Dijkgraaf: onderwijzer worden kan ook zonder het hbo

Vier universiteiten zijn gestart met masteropleidingen tot leraar in het basisonderwijs. Minister Dijkgraaf vindt het geen probleem dat ze niet samenwerken met pabo’s. ‘Werknemers van een bank hebben ook niet allemaal dezelfde opleiding gedaan.’

Photo by: Martijn Beekman

Afgelopen vrijdag was de minister te gast bij de Vrije Universiteit Amsterdam, waar twee nieuwe educatieve masteropleidingen primair onderwijs (empo) werden gepresenteerd. De ene is van de VU, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden samen en de andere is van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

De tweejarige empo kun je volgen na een wo-bachelor of -master in de sector gedrag en maatschappij, vertelde collegevoorzitter Mirjam van Praag van de VU. Maar na een schakelcursus van een jaar hebben ook hbo’ers met een verwant bachelordiploma toegang.

De empo’s werken samen met meer dan 500 scholen in de Randstad. Studenten leren hoe ze moeten lesgeven, kiezen een specialisatie en doen een afstudeeronderzoek dat relevant is voor hun stageschool.

Meer diepgang

Anne is in september met de empo begonnen. Voor haar master medische psychologie in Leiden had ze al stagegelopen op scholen. ‘Maar dat was achter in de klas. Ik kwam erachter dat ik zelf heel graag wilde lesgeven. Deze master startte voor mij precies op het goede moment.’  

Ze heeft ook de deeltijdpabo overwogen. ‘Dan heb je wel veel praktijklessen, maar de empo heeft meer theoretische diepgang.’ Ze gaat zich waarschijnlijk specialiseren in probleemgedrag en leerproblemen van kinderen, wat aansluit bij haar eerdere studie psychologie.

Bevlogen onderwijzers

In gesprek met studenten en docenten vertelde minister Dijkgraaf dat hij in zijn hele leven nooit gelukkiger was dan als 9-jarig jongetje op de basisschool in Ridderkerk. ‘Het was een heel gewoon schooltje, maar met jonge, bevlogen onderwijzers die het onderwijs wilden vernieuwen. Gemotiveerde, leergierige leraren zijn heel belangrijk voor leerlingen.’

Hij verwacht dat de studenten van de nieuwe empo een onderzoekende houding aanleren waarmee ze later goed naar hun leerlingen kunnen kijken. ‘Waarin excelleren ze, wat past er goed bij hen? Niet alleen hun cito-score is belangrijk. Zijn ze goed met hun handen, zijn ze creatief, zijn ze ondernemend? Probeer de juiste richting voor leerlingen te vinden en ruimte te creëren voor hun persoonlijke ontwikkeling.’

Verder hoopt Dijkgraaf dat de afgestudeerden hun kennis gaan delen met collega’s en de jongste wetenschappelijke inzichten zullen doorgeven. ‘Wetenschap en praktijk moeten meer met elkaar in gesprek. Leraren moeten blijven leren en van elkaar leren. Academisch opgeleide onderwijzers kunnen straks als bruggenhoofden fungeren die evidence based kennis in de school brengen.’

Zonder de pabo

Op bachelorniveau worden de academische pabo’s op één na gezamenlijk aangeboden door universiteiten en hogescholen. Dit jaar is ook een nieuwe master-pabo van de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht. Maar de empo is alleen universitair.

Minister Dijkgraaf vindt dat helemaal niet bezwaarlijk, zei hij na afloop van de bijeenkomst. ‘Ik geloof in diversiteit van leerpaden en in verschillende rollen in het onderwijs. Dat geldt voor leerlingen, maar ook voor docenten. Dus als jij als docent een wat meer academische insteek hebt, dan is dat jouw rol. Uiteindelijk gaat het om de kwaliteit van het hele team. En dan is een school eigenlijk niet anders dan een willekeurig bedrijf. Werknemers van een bank hebben ook niet allemaal dezelfde opleiding gedaan. We hebben alle docenten hard nodig.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.