Wat is dat, food neophopbia of voedselneofobie?
‘Het zegt iets over in welke mate mensen bang zijn voor eten dat ze niet kennen. Zelf lust ik bijna alles en als ik in de toko loop, wil ik graag alles proberen. Anderen durven dat niet. Die houden het liever bij oma’s vertrouwde stamppotje. Er zijn zelfs mensen die naar Thailand op vakantie gaan en enkel bij de McDonalds eten.’
Jean-Marie Leufkens, hobbykok en student communicatiewetenschap. Foto: Gijs van Ouwerkerk
Hoe kwam je erbij hierop af te studeren?
‘Ik ben al jaren hobbykok en wilde sowieso iets doen met voedsel en marketing. Ik bladerde door wetenschappelijke tijdschriften en kwam een artikel tegen over voedsel en neofobe of neofiele mensen (die juist wel graag nieuwe producten proberen, red.). Het was het eerste artikel in mijn studie dat me echt volledig boeide. Er is zelfs een wetenschappelijk schaal om mensen in te delen in neofoob of neofiel.’
Welke groep is het grootst?
‘Dat durf ik niet te zeggen. Mensen worden wel steeds neofieler, ze durven steeds meer aan. Dat komt door internationalisering en de toename van het aantal buitenlandse restaurants. De jongere generatie is eerder geneigd nieuw voedsel te proberen.’
Je hebt onder andere onderzocht welke groep producten men het minst snel uitprobeert. Wat bleek?
‘Voor vis en vlees zijn mensen het bangst. Eigenlijk alles wat van dieren komt. Zuivel zit in het midden en bijzondere vruchten durft iedereen wel aan. Zelfs de mensen die heel neofoob zijn, al scoren die natuurlijk nog altijd lager dan neofiele mensen. Neofobe mensen proberen vruchten in ieder geval eerder dan bijvoorbeeld kangoeroevlees of haaienvinnen. Ik heb trouwens niet onderzocht waarom dat zo is.’
Er zat ook een marketingonderdeel in je onderzoek. Hoe kun je beide groepen mensen – voedselneofoob en –neofiel – het best benaderen?
‘Ik heb geprobeerd te onderzoeken welke slogans helpen om mensen aan te zetten nieuwe producten te proberen. Bijvoorbeeld: “Viili, de yoghurt uit Finland” of “Omoel, de zalm uit Rusland”. Er wordt steeds verwezen naar een product dat mensen kennen, maar dan uit een ander land. Voor neofobe mensen bleken die slogans niet te werken. Ze negeren ze of ze geloven ze niet. Bij neofiele mensen werkt het een beetje. Die mensen zijn natuurlijk sowieso al nieuwsgierig, maar je kunt ze extra enthousiast maken voor een product door te benadrukken dat het nieuw is.’
Hoe bereikt de voedingsindustrie dan toch die voedselneofoben?
‘In de literatuur wordt gezegd dat je kunt proberen kleine productsamples te laten proeven in plaats van direct een hele portie. Ook zou het helpen als je zegt dat iets bijvoorbeeld smaakt als een peer, een smaak die ze kennen en misschien lekker vinden. Zelf heb ik alleen de slogans onderzocht, dus hier kan ik op grond van mijn onderzoek niets over zeggen.’