‘Mijn hoofd deed het niet meer’

| Redactie

De flat van Els Rommes, die in de binnenste ring van het rampgebied stond, raakte op 13 mei 2000 zo zwaar beschadigd dat ze er maandenlang niet kon wonen. Hoewel de toenmalige UT-promovenda die dag niet thuis was, ondervond ze wel de gevolgen. Ook psychisch. Rommes kreeg last van concentratieproblemen en droomde veel over de ramp.

Tien jaar later, op een prachtige zonnige morgen in april, lijkt de vuurwerkramp voor Els Rommes een gepasseerd station. De toenmalige promovenda is nu universitair docent aan de Universiteit Nijmegen en woont samen met haar partner in een schilderachtig dijkhuisje in Ooij. Ze is vier weken geleden bevallen van dochter Sam en na een lange doorwaakte nacht heeft Rommes voor het eerst sinds tijden weer eens zin in koffie.

In de tuin – met Sam in de kinderwagen slapend naast haar – begint ze te vertellen over die dag in mei. Dat ze die bewuste zaterdag als actrice aan het werk was, in een andere Twentse plaats. En dat ze op een gegeven moment wel donkere wolken zagen in de lucht, maar dacht dat er onweer aan kwam.

‘Dat waren dus de wolken van de vuurwerkramp’, vertelt Rommes. Al snel volgde een telefoontje van een vriendin, die haar vertelde over de ontploffingen. ‘Maar het drong helemaal niet tot me door hoe erg dat was. Ik weet nog dat ik dacht, dan bel ik toch even een glaszetter?’ Toen de omvang van de ramp wel steeds duidelijker werd, wilde ze het liefst naar het gebied toe. ‘Maar ik kon niemand bereiken, niemand kon wat vertellen. Dat was een heel vervelend gevoel.’

Els Rommes: ‘De kwetsbaarheid van het bestaan, dat het zo weg kan zijn, dat is wel tot me doorgedrongen.’ (Foto: Bert Beelen)
Els Rommes: ‘De kwetsbaarheid van het bestaan, dat het zo weg kan zijn, dat is wel tot me doorgedrongen.’
(Foto: Bert Beelen)

Als blijkt dat de promovenda niet meer naar haar flat kan, ondernemen haar ouders snel actie en zetten een caravan voor haar in de buurt neer. ‘Die eerste dagen waren echt vreselijk. Ik heb eindeloos langs de hekken gelopen, gezeurd om informatie die ik niet kreeg. Ik had ook drie cavia’s. Op een gegeven moment wilde een agent voor mij kijken hoe het met die beestjes ging. Ze hadden het alle drie overleefd en zaten met de deur van de kooi open, tegen elkaar aangekropen.’

De UT regelde al snel een andere woning voor Rommes. ‘Dat was perfect, ik ben heel goed door de universiteit opgevangen. Ook waren er praatgroepen met andere slachtoffers.’ De promovenda zocht hulp bij een studentenpsycholoog, met wie ze een aantal gesprekken voerde. ‘Mijn hoofd zat vol, het werkte gewoon niet meer. Ik vond dat heel beangstigend, juist omdat ik met mijn hoofd werk. Ik dacht, stel nou dat dit niet meer goed komt, wat moet ik dan? Die psycholoog zei in het begin alleen maar: het was heel erg voor je. Dat heeft hij wel een paar keer gezegd, maar het hielp me wel. Het was ook erg, maar dat vond ik vooral voor de échte slachtoffers.’

De gesprekken met de psycholoog deden Rommes vooral inzien dat ze keuzes moet maken. ‘Al voor de vuurwerkramp kwam ik mezelf tegen. Ik had allerlei bijbaantjes, was aan het promoveren en wist gewoon niet zo goed wat ik wilde. Door de ramp liep ik pas echt vast.’ Haar promotie liep al met al zo’n vier maanden vertraging op. Op de UT werd snel contractverlenging geregeld; ook daarop kijkt Rommes tevreden terug.

Zo’n drie maanden na de ramp kon Rommes terug naar haar flat, die grondig aangepakt was. Wel waren nog sporen van de explosie zichtbaar. Gaatjes onder de nieuwe laag muurverf, krassen in de boekenkast, putjes in de koelkastdeur. ‘Niets kwam ongeschonden uit de strijd’, zegt Rommes.

Hoewel haar huis al snel weer redelijk op orde was, bleef de promovenda moeite hebben met bepaalde dingen. Zo was ze ’s avonds liever niet alleen. ‘Ik bleef vaak tot diep in de nacht hangen bij vrienden.’ Ook verplaatste ze belangrijke dingen uit haar flat naar haar werkplek, omdat thuis ‘niet goed voelde’.

Twee jaar later kreeg ze opnieuw tegenslag. Haar UT-werkkamer ging in vlammen op tijdens de brand in het TW/RC-gebouw, naast de huidige Cubicus. ‘Gek genoeg was ik daar vrij laconiek onder. Zo van: ach, zo’n brand, dat gebeurt nou eenmaal. Een geluk was dat ik net mijn promotie had afgerond, ik kon een nieuwe start maken. Wel zag ik collega’s die - nadat ze ook de vuurwerkramp hadden meegemaakt - flink onder deze brand leden. Zij hadden het nog niet verwerkt, ik blijkbaar wel.’

Het gaat nu goed met haar, zegt Rommes. Voor Enschede zal ze altijd een zwakke plek blijven houden. In haar huisje aan de dijk is niet veel wat nog herinnert aan 13 mei 2000. Er is een lamp uit die tijd, die scheef staat. ‘Maar misschien moet die ook eens de deur uit.’ Een jaar na de ramp kocht ze voor zichzelf een mooie vaas. Als troost, en die heeft ze nog steeds. En van een collega, die haar spontaan vijftig gulden na de ramp toestopte, kocht ze een windorgel. Die hangt nu in de tuin.

‘Enschede is nu een goede herinnering. Ik zie me later nog wel eens met mijn dochter door Roombeek wandelen. De kwetsbaarheid van het bestaan, dat het zo weg kan zijn, dat is wel tot me doorgedrongen. En ook het besef dat mijn hoofd zo belangrijk is bij mijn vak als wetenschapper. Het was heftig, de ramp, maar ik ben er ook sterker door geworden. Als ik nu een uitnodiging voor de herdenking zou krijgen? Nee, daar hoef ik niet naar toe.’

Dochter Sam laat zachtjes van zich horen in de kinderwagen. Rommes kijkt op haar horloge. Hoog tijd voor een voeding.

Het interview met Els Rommes dat vijf maanden na de ramp plaatsvond, verscheen in het UT-Nieuws van donderdag12 oktober 2000 (jaargang 37, nr. 31) en is te vinden in het online archief op www.utnieuws.utwente.nl.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.